This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Nog te betalen belastinggeld is onderdeel van het
A
eigen vermogen op de balans
B
eigen vermogen op de resultatenrekening
C
vreemd vermogen op de balans
D
vreemd vermogen op de resultatenrekening
Slide 1 - Quiz
Jensen keert jaarlijks dividend uit, tenzij de winst op de ? te laag uitvalt.
A
resultatenrekening
B
balans
Slide 2 - Quiz
De afschrijvingskosten op de resultatenrekening zijn een goed voorbeeld van ‘ruilen over de tijd’. De afschrijvingskosten worden op het moment van afschrijven ? door het bedrijf als uitgave betaald.
A
wel
B
niet
Slide 3 - Quiz
Een transportauto is onderdeel van de
A
vlottende activa op de balans
B
vlottende activa op de resultatenrekening
C
vaste activa op de balans
D
vaste activa op de resultatenrekening
Slide 4 - Quiz
Lesdoelen
Weten wat een staatsobligatie is, doel overheidsinvesteringen kennen, verschil begrotingstekort en financieringstekort kennen, Verschil rijksbegroting en miljoennennota kennen, verschil structurele en incidentele uitgaven, weten wat het groei en stabiliteitspact inhoudt.
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
uitgaven overheid
Structurele uitgaven = komen elk jaar terug bv. zorg en onderwijs.
Incidentele uitgaven = komen af en toe voor bv. aanleg snelweg.
Staatsschuld = schuld van de overheid.
Slide 11 - Slide
Stabiliteitspact
Stabiliteitspact: Afspraken om aan de euro mee te mogen doen (EMU = Economische Monetaire Unie)
Laag begrotingstekort. Max 3% van BBP
Kleine staatsschuld. Max 60% van BBP
Doel: dit alles om de waarde van de euro stabiel te houden.
Slide 12 - Slide
Financieringstekort
inkomsten - uitgaven = begrotingstekort
- aflossings op de staatsschuld= financieringstekort
Het Financieringstekort is hetzelfde bedrag als de toename van de staatsschuld.
Slide 13 - Slide
Uitgaven (exclusief aflossingen) - inkomsten van de overheid zijn negatief. Hoe noem je dit bedrag?
A
staatsschuld
B
begrotingstekort
C
financieringstekort
D
EMU-schuld
Slide 14 - Quiz
Een staatsobligatie is een
A
eigendomspapier
B
schuldpapier
Slide 15 - Quiz
Door investeringen in het onderwijs gaat de arbeidsproductiviteit
A
omhoog
B
omlaag
C
ongewijzigd
Slide 16 - Quiz
Welke belegging is het minst risicovol?
A
Staatsobligatie
B
Aandeel
C
Bedrijfsobligatie
D
Opties
Slide 17 - Quiz
Door een stijging van de arbeidsproductiviteit..
A
nemen kosten af waardoor de prijs kan dalen
B
nemen kosten toe waardoor de prijs stijgt
C
nemen kosten toe waardoor de prijs daalt
D
nemen kosten toe waardoor de prijs kan dalen
Slide 18 - Quiz
In het stabiliteits en groeipact is afgesproken dat het financieringstekort … mag zijn.
A
2%
B
5%
C
4%
D
3%
Slide 19 - Quiz
In het stabiliteits en groeipact is afgesproken dat de staatsschuld … van het bbp mag zijn.
A
150%
B
60%
C
90%
D
200%
Slide 20 - Quiz
Voorbeeld van een structurele uitgave van de overheid is:
A
aanleg snelweg
B
extra uitgaven wegens corona
C
betalen van lonen aan ambtenaren
Slide 21 - Quiz
Lesdoelen
Weten wat een staatsobligatie is, doel overheidsinvesteringen kennen, verschil begrotingstekort en financieringstekort kennen, Verschil rijksbegroting en miljoennennota kennen, verschil structurele en incidentele uitgaven, weten wat het groei en stabiliteitspact inhoudt.
Slide 22 - Slide
In welke mate is het lesdoel behaald?
A
20%
B
40%
C
60%
D
80%
Slide 23 - Quiz
Zijn er nog vragen en/of onduidelijkheden?
Slide 24 - Open question
Huiswerk
Digitaal maken hoofdstuk 4 module 4 vraag 1 t/m 11.