3.2 Van warm naar koud

3.2 Van warm naar koud
Herhaling en hoogteligging
1 / 19
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

3.2 Van warm naar koud
Herhaling en hoogteligging

Slide 1 - Slide

Laatste weken
17 juni : So 3.1 t/m 3.3
19 juni: topografie
24 juni: atlas vaardigheden

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Als je klaar bent met deze paragraaf dan ....
  • weet je hoe breedteligging, hoogte en seizoenen invloed hebben op temperatuur.
  • kun je uitleggen waarom er op sommige plekken seizoenen voorkomen.
  • begrijp je dat het hoger op de berg kouder is dan in het dal.

Slide 3 - Slide

Hoogteligging
Als je een berg op gaat, wordt het steeds kouder om je heen.
Hoe komt dat?
1. Zon warmt de aarde op.
2. De aarde straalt warmte uit, die temperatuur voelen wij.
3. Hoe hoger je gaat, hoe minder warmte van de aarde er over is.

Slide 4 - Slide

Voor elke 1000 meter die je omhoog gaat, wordt het 6°C kouder.

Door het verschil in temperatuur, zie je het landschap op de berg veranderen van onder naar boven.

Slide 5 - Slide

Hoe hoger je komt, hoe kouder het wordt.

Slide 6 - Slide

Bereken de temperatuur op de verschillende hoogtes in de tekening: schrijf je antwoorden op.

Slide 7 - Slide

Per 1000 meter stijging wordt het ..?.. graden kouder
A
0.6 graden
B
6 graden
C
60 graden

Slide 8 - Quiz

Per 100 meter stijging wordt het ..?.. graden kouder
A
0.6 graden
B
6 graden
C
60 graden
D
helemaal niet

Slide 9 - Quiz

Bereken de temperatuur op de verschillende hoogtes in de tekening: schrijf je antwoorden op.

Slide 10 - Slide

Herhaling

Slide 11 - Slide

Je ziet hieronder vijf klimaten. Schuif de juiste kenmerken naar de juiste klimaten.
Zeeklimaat

Woestijnklimaat

Landklimaat

Tropisch klimaat

Poolklimaat
timer
1:00
Vriest bijna heel het jaar.
Het valt minder dan 250 mm neerslag per jaar.
Koude winters, hete zomers
Bomen hele jaar groen, > 18 graden Celsius
Koele zomers en milde winters

Slide 12 - Drag question

De seizoenen zijn er omdat:
A
de aarde draait
B
de aarde rond is
C
de aarde scheef staat
D
de aarde om zon draait

Slide 13 - Quiz

In Europa is het kouder op hoge breedte graden.
A
Juist
B
Onjuist
C
Europa heeft geen breedtegraden.
D
Wat zijn dit precies voor dingen?

Slide 14 - Quiz


Hoe                          de breedtegraad, hoe  


Hoe                          op de berg, hoe



Lager
Kouder
Hoger
Warmer

Slide 15 - Drag question

Onder aan de berg is het 10 graden.
Een berg is 1000 meter hoog.
Hoe warm is het op het topje van de berg?
A
16 graden
B
10 graden
C
5 graden
D
4 graden

Slide 16 - Quiz

De temperatuur onder aan de berg is 25 graden, de berg is 2 kilometer hoog. Wat is de temperatuur boven aan de berg?
A
3
B
10
C
13
D
15

Slide 17 - Quiz

Aan de slag
Lees: leerstof hoe hoger, hoe kouder
Maak opdracht 5 & 6 vanaf blz. 112
Klaar? topografie oefenen

Slide 18 - Slide

Toetsen
17 juni : So 3.1 t/m 3.3
19 juni: topografie
24 juni: atlas vaardigheden

Slide 19 - Slide