H.H. 3.1 en 3.2

Hoofdstuk 2: Jij en je geld
3. Aan de slag!
1 / 19
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoofdstuk 2: Jij en je geld
3. Aan de slag!

Slide 1 - Slide

HH 3.1 Je eigen bedrijf

Slide 2 - Slide

3.1 Je eigen bedrijf 

1. Als je een eigen bedrijf hebt ben je een zelfstandig ondernemer. 

2. Je verkoopt goederen of diensten. 

3. Dit noem je in beide gevallen produceren. 

Slide 3 - Slide

Hoe noem je iemand met een eigen bedrijf?
A
Werknemer
B
Administrateur
C
Ondernemer

Slide 4 - Quiz

Het maken van goederen en leveren van diensten noem je produceren
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Wat is een voorbeeld van produceren?
A
Je koopt een frikandelbroodje bij de Boni
B
De kapper knipt je haar
C
Je haalt een snack uit de automaat

Slide 6 - Quiz

1. Alle kosten (grondstoffen/gereedschap/ elektriciteit/personeel etc.) die je maakt om te produceren noem je productiekosten

2. Deze kun je terugverdienen door het product/ de dienst te verkopen. Daarvoor moet je de kostprijs per product te weten. 

3. kostprijs per product = 
totale productiekosten : aantal producten

Slide 7 - Slide

Sophie heeft 25 jurken gemaakt.
De productiekosten waren hiervoor in totaal
€ 112,50. Wat is de kostprijs per product (jurk)?
A
6
B
3,25
C
4,50
D
4

Slide 8 - Quiz

Mees maakt een boekenkast. De planken kosten
€ 14,90 per meter. Voor een boekenkast heeft hij 15 meter nodig. Wat zijn de productiekasten voor deze boekenkast?
A
€ 215,-
B
€ 223,50
C
€ 220,50

Slide 9 - Quiz

3.1 Je eigen bedrijf 

1. Het totale bedrag dat je ontvangt door de verkoop van goederen of diensten is je omzet. 

2. Je winst is het bedrag dat je overhoudt nadat alle productiekosten zijn betaald. 

3. Winst = omzet - productiekosten  

Slide 10 - Slide

Henk heeft zijn 30 bloemstukken voor € 495,-
De productiekosten waren € 225,-
Wat is de winst van Henk?
A
€ 175,-
B
€ 210,-
C
€ 270,-

Slide 11 - Quiz

HH 3.2 Personeel gezocht!

Slide 12 - Slide

3.2 Personeel gezocht!
1. Als een zelfstandig ondernemer geen personeel heeft, is hij/zij een zzp'er. 

2. Zzp'er: zelfstandige zonder personeel

3. Als je personeel in loondienst hebt ben je een werkgever.

4. Als je in loondienst bent ben je een werknemer.

Slide 13 - Slide

Werknemer of werkgever?
Lynn is hoofd van de groenteafdeling in de supermarkt
A
Werknemer
B
Werkgever

Slide 14 - Quiz

Werknemer of werkgever?
Hans is leraar Duits
A
Werknemer
B
Werkgever

Slide 15 - Quiz

3.2 Personeel gezocht!


1. Als een bedrijf een baan heeft waarvoor ze iemand zoeken, dan is er een vacature. 

2. Als zo'n vacature jou iets lijkt dan kun je solliciteren. Dan laat je het bedrijf weten dat jij die baan graag wilt. 




Slide 16 - Slide

3.2 Personeel gezocht! 
1. De arbeidsovereenkomst is een afspraak dat de werknemer in loondienst komt bij de werkgever. 

2. Hier staat in: wat voor werk en wat je arbeidsvoorwaarden (loon, uren, vakantie) zijn.
 3. CAO (collectieve arbeidsovereenkomst): afspraken voor een grote groep bedrijven. 




Slide 17 - Slide

Afspreken hoeveel uren je gaat werken noem je een arbeidsvoorwaarde
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

Herhalingsopdrachten:

3.1: 1 t/m 3 (blz. 92)
3.2: opdracht 1 (blz. 100)

Slide 19 - Slide