Les 12 herhalen stof toetsweek

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Guten Morgen

6. Januar 2025

Z. Gözel

Was machen wir Heute?

- die Wiederholung 

- die Hausaufgabe für nächste Woche ''Plenda''

- die Hausaufgabe 

- Haben und Sein 

- Regelmatige werkwoorden

* Einde van de les weet ik hoe ik de werkwoorden haben en sein en de regelmatige werkwoorden kan vervoegen. 

Vertaal naar het Duits

1. de avond

2. goed

3. het weekend

4. het dorp

5. rijden

6.het ontbijt

7. de middag

8. de ouders

9. de auto

10. slecht

Klaar?: Check je antwoorden op blz. 56

die Hausaufgabe für nächste Woche 

Pak je ''Plenda''

16. Dezember 2024

- Schritt 11 und 12.

Hausaufgabe korrigieren

Schritt 10 (blz. 59 t/m 62)

Aufgabe 1, 3 en 4:

- Vergelijk je antwoorden met je buurman/buurvrouw.

- 5 minuten

- Fout? overleg waarom

-Klaar: Blz. 63 ''Stempeln, bitte! en Schritt 11''

Grammatik

1. Noteer de persoonlijke voornaamwoorden in het NL en Duits.

2. Noteer het werkwoord haben in het NL en Duits

3. Noteer het werkwoord sein in het NL en Duits

bijvoorbeeld:

		hebben	Haben	zijn	Sein
Ik	Ich	heb	habe	ben	bin

- zelfstandig in stilte

- 10 minuten

- klaar? check je antwoorden op blz.111

- fout? verbeter je antwoorden

- Alles goed? maak schritt 11  

Aufgabe 2 

• Grammatik korrigieren:
• Schritt 10 (blz. 60)
• gemeinsam (samen)

Grammatik

Beantwoord de volgende vragen:

1. Wat is de stam van een werkwoord?

2. Noteer eerst de persoonlijke voornaamwoorden en vervolgens de uitgang die erbij hoort.

bv:         ich - e

                du - st

                   .. - ..

- overleg RUSTIG samen met je buurman/buurvrouw

- 10 minuten

- klaar? check je antwoorden op blz.111

- fout? verbeter je antwoorden

- Alles goed? maak schritt 11  

Aufgabe 3 

• Grammatik korrigieren:
• Schritt 10 (blz. 60)
• gemeinsam (samen)

wir = haben
Ihr = ???
Sie/sie = haben

1. habst
2. habbet
3. habte
4. habt

uitgang bij regelmatige werkwoord

ich = stam +

1. e
2. st
3. t
4. en

uitgang bij regelmatige werkwoord

du = stam +

1. e
2. st
3. t
4. en

uitgang bij regelmatige werkwoord

Sie = stam +

1. e
2. st
3. t
4. en

Hoe vervoeg je een (regelmatig) werkwoord?

1. stam
2. uitgang
3. stam + uitgang

Wir haben vier Kinder.

Wir haben =

1. Jullie hebben
2. Wij hebben
3. Zij hebben
4. Zij heeft

ich habe ..... (haben)

1. gehat
2. gehaben
3. gehabt

uitgang bij regelmatige werkwoord

wir = stam +

1. e
2. st
3. t
4. en

Er............ (haben)

1. habet
2. hast
3. habt
4. hat

uitgang bij regelmatige werkwoord

er = stam +

1. e
2. st
3. t
4. en

er ........ (sein)

1. bist
2. seid
3. ist
4. sind

ihr (sein)

1. bist
2. sind
3. bin
4. seid

Kies de juiste uitgang van sein:
Ich (sein)

1. bin
2. bist
3. ist
4. sind

sein: Sie

1. seid
2. ist
3. sind

sein:

ich ________

1. habe
2. ben
3. bin
4. sein

Du (sein)

1. ist
2. sein
3. bin
4. bist

Steek je vinger op als je het eens bent met de volgende stelling? 

Das Ziel (het doel): Einde van de les weet ik hoe ik de werkwoorden haben en sein en de regelmatige werkwoorden kan vervoegen. 

1. Wat heb je in deze les geleerd. &
2. Welke tip heb je voor de volgende les.

die Hausaufgabe für nächste Woche 

Pak je ''Plenda''

16. Dezember 2024

- Schritt 11 und 12.