De brug - lezen

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

1) Wat is het onderwerp van de tekst?

2) Welk signaalwoord voor opsommend verband herken je in alinea 1?

3) Wat wordt er opgesomd? (zie vraag 2)

4) Welk signaalwoord voor toelichtend verband herken je in alinea 1?

5) Welke zin in alinea 1 wordt toegelicht? (zie vraag 4)

6) 'Kinderen heetten vaak hetzelfde, (...).'(al.2)
Waarom?

7) Aan welk signaalwoord herken je deze reden? (zie vraag 6)

8) Er is nog een reden waarom kinderen dezelfde namen kregen.
Citeer de zin uit alinea 2 die deze reden bevat.

9) Aan welk signaalwoord herken je deze tweede reden? (zie vraag 8)

10) Welk signaal(woord / woordgroep) voor chronologisch verband herken je in alinea 3?

11) Waar zijn Rolls Royce en Tsjakkalotje voorbeelden van? (al.3)

In alinea 3 komt een oorzakelijk verband voor.
12a) Wat is de oorzaak?
Het gevolg komt in de volgende vraag.

In alinea 3 komt een oorzakelijk verband voor. De oorzaak heb je genoemd bij 12a.
12b) Wat is het gevolg?

13) Aan welk signaalwoord herken je dit verband? (zie vraag 12)

Aan de slag ...

De brug (blz. 244) opdr. 2

1 t/m 20

* huiswerk voor woensdag

* je mag oortjes in, als je een playlist hebt