Bij de boer.

• Begrijpend lezen
• Speciaal Onderwijs
• Leerroute 4

Bij de boer.

 1. Pim en Sep zijn bij de boer.

 2. In de wei staat een geit en een paard.

 3. Op het erf loopt een kat.

 4. De boer heeft ook een lam.

 5. Een lam van het schaap.

 6. Sep en Pim geven eerst melk aan het lam.

 7. Daarna geven ze hooi aan de koe.

 8. De koe zegt.......................

 9. Hij smult van het hooi.

10. Dat doen jullie goed zegt de boer.

11. Wij helpen u ook graag. 

Welke dieren staan in de wei?

1. paard en een koe
2. paard en een geit
3. lam en een schaap
4. schaap en een koe

Van welk dier is het lam?

1. koe
2. paard
3. schaap
4. geit

Wat loopt er op het erf?

1. hond
2. eend
3. kat
4. koe

Wie zijn "ze" in regel 7

1. de boer en de koe
2. Sep en Pam
3. Pim en de boer
4. Pim en Sep

Wat moet er op regel 8 staan?

1. boe
2. miauw
3. waf
4. tok-tok

Wat eet de koe?

1. stro
2. graan
3. melk
4. hooi

Wie is "hij" in regel 9

1. de boer
2. Sep
3. Pim
4. de koe

Wie zijn "jullie" in regel 10

1. Sep en de boer
2. de boer en boerin
3. Pim en de boerin
4. Pim en Sep

Wie is "u" in regel 11

1. de boerin
2. de boer
3. Sep
4. Pim