BS3: Eukaryoten

Goedemorgen!
This is the place to   Bio
1 / 14
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Goedemorgen!
This is the place to   Bio

Slide 1 - Slide

H4: 
evolutie
BS 3: 
Eukaryoten

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  1. Je kunt kenmerken van eukaryoten noemen.

Slide 3 - Slide

Kenmerken van schimmels
Schimmelcellen lijken op plantencellen maar hebben geen chlorofyl (bladgroenkorrels)

Gisten zijn eencellige schimmels

Celwand van gisten en schimmels bevat chitine

Meercellige schimmels zijn opgebouwd uit hyfen (schimmeldraden). Een netwerk van hyfen heet een mycelium.
Gist met knopvorming
Groeiend mycelium

Slide 4 - Slide

Voortplanting bij schimmels
Schimmels planten zich (meestal) voort met haploïde sporen.

Meercellige schimmels vormen een geslachtsorgaan uit hyfen: de paddestoel.
Cellen in de paddestoel bevatten twee kernen die later met elkaar kunnen versmelten

Slide 5 - Slide

Kenmerken van planten
Celwanden van planten 
bevatten cellulose.

Planten zijn autotrofe
organismen, dankzij hun chloroplasten (bladgroenkorrels).

Indeling planten op basis van:
  • aantal cellen
  • voortplantingswijze
  • Intern transport

Slide 6 - Slide

Sporenplanten
Planten zich voort met sporen

  • Wieren
  • Mossen
  • Paardenstaarten
  • Varens

Slide 7 - Slide

Vaatplanten
Vaatplanten bevatten een transportsysteem: vaatbundels.

Wieren behoren niet tot de vaatplanten.

Paardenstaarten, varens en zaadplanten wel 

Slide 8 - Slide

Kenmerken van dieren
Dierlijke cellen hebben 
geen celwand.

Dieren zijn heterotrofe 
organismen.

Vaak zijn alleen de geslachtscellen haploïd.

Slide 9 - Slide

Eencellige eukaryoten
Delen soms kenmerken met verschillende groepen. Bijv. pantoffeldiertje = plant zonder celwand en chlorofyl.

Voortbeweging door cytoplasmastroming of d.m.v cilia (= trilhaartjes)

Voeden d.m.v. fagocytose, mogelijk gemaakt door insluiting met schijnvoetjes.

Vertering vindt plaats in voedingsvacuolen en onverteerde voedselresten worden uitgescheiden via de celanus.
Amoebe
Pantoffeldiertje
Schijnvoetjes
Fagocytose

Slide 10 - Slide

Geleedpotigen
Geleedpotigen zijn de meest soortenrijke stam in het dierenrijk (~ 75% van ontdekte soorten).

Uit het ei komt een larve. Deze zijn anders van vorm dan het volwassen imago.

Tijdens het pop-stadium vindt de metamorfose (=gedaanteverwisseling) plaats.

Alleen het imago kan voortplanten en eitjes leggen

Slide 11 - Slide

Aan de slag

VWO: 40 t/m 46
Havo: 26 t/m 35

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Leerdoelen
  1. Je kunt kenmerken van eukaryoten noemen.

Slide 14 - Slide