3H - les 2 SO de REPASO

Programa
  1. Practicamos para el SO
1 / 17
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Programa
  1. Practicamos para el SO

Slide 1 - Slide

SO de repaso
- lidwoorden mnl/vrl/enk/mv
- bezittelijk voornaamwoord
- vraagwoorden
- bijvoeglijk voornaamwoord
- ontkenning
- getallen tm 100
- werkwoord vervoegen (ook wederkerdende ww)
- persoonlijke info
- werkwoorden: ser, tener, estar, ir, gustar
- Voca 1 tm 5 NL-SP

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

L-O-N-E-R-S
D-IÓN-Z-A

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Uitzonderingen lidwoorden
El día= de dag
El problema= het probleem
El sistema= het systeem
El mapa= het kaart
La foto= de foto
La moto= de motor
La radio= de radio
La mano = de hand

Zie GOOGLE CLASSROOM voor een document met nog meer uitleg!

Slide 6 - Slide

Bezittelijk vnw
XB pag 15. ej 11

- iets wat een bezit aan geeft
- onze & jullie vorm is er in mnl/vrl/enk/mv. Kijk naar het zelfstandig nw erachter om te weten of je mnl of vrl moet gebruiken.

Slide 7 - Slide

(wederkerende)werkwoorden

- Stam maak je door ER/AR/IR van het ww af te halen.
- Vervoeg het werkwoord naar de juiste persoon door de correcte uitgang er aan vast te plakken


- WW die eindigen op ARSE/IRSE/ERSE zijn wederkerende werkwoorden.
- Haal SE van het ww af en plaats die voor het ww in de juiste persoon (me, te, se, nos, os, se)
- Haal ER/AR/IR van het ww en vervoeg het ww naar de juiste persoon door de correcte uitgang er aan vast te plakken

OEFEN OP VERBUGA!!!                                 kahoot

Slide 8 - Slide

Gustar 
Gustar = houden van/ leuk vinden    XB pagina 29/30 opdr 34 tm 36
2 vervoegingen: GUSTA & GUSTAN
Stap 1: Kijk naar het woord wat achter 'gustar' staat. Is het een zelfstandig nw enkelvoud of een werkwoord, dan gebruik je GUSTA.
Is het een zelfstandig nw. wat achter 'gustar' staat in meervoud of staan er 2 zelfstandige nw in enkelvoud, dan gebruik je GUSTAN.

Stap 2: In welke persoon moet de zin staan. Ik, jij, hij/zij/het/u, etc. Dit kun je zien aan de namen in de zin of de extra aangeving (zie het rijtje tussen haakjes op de afbeelding).
vb. A mí ME - aan het woord 'mí' zie je dat het over de 'ik' persoon gaat en dat je dus het woordje ME voor gusta(n) neerzet.                                              Kahoot

Slide 9 - Slide

Números
- Getallen 1 tm 15 schrijf je aan elkaar vast
- Getallen 16 tm 30 schrijf je aan elkaar met een 'i' ertussen (vb. 17=diecisiete)
- Getallen vanaf 20 schrijf je uit elkaar en komt het woordje 'y' tussen (vb. 31=treinta y uno)




XB pagina 21 ejercicio 20 y 21

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Ontkenning
- Woordje 'NO' staat altijd VOOR het werkwoord. VB NO hablo/ NO me gusta/ NO estudio.

nadie = niemand
nada = niks


XB pagina 18 ejercicio 15

Slide 12 - Slide

Bijv. naamwoord
Een woord wat iets zegt over het zelfstandig naamwoord.
- Past zich altijd aan het zelfst. nw --> ENK/MV/MNL/VRL

VB.
Het mooie meisje - la chica bonita
De mooie meisjes - las chicas bonitas

De knappe jonge - el chico guapo
De knappe jongens - los chicos guapos



XB pagina 17 ejercicio 14

Slide 13 - Slide

Hay-Ser-Estar
Ser = zijn, Estar = zijn/ zich bevinden, Hay = er is/ er zijn 

"ser" gebruik je bij vaste omstandigheden. Bijv. Ik ben een meisje (soy una chica), ik ben docent (soy profesora).
"estar" gebruik je bij plaatsbepalingen. Bijv. ik ben op school (estoy en la escuela), de tafel is naast de stoel (la mesa está al lado de la silla), de bakker is op het plein (la panadería está en la plaza).
"hay" gebruik je bij nummers/ hoeveelheden/ onbepaalde lidwoorden en de vertaling in de zin moet altijd klinken als "er is / er zijn". Bijv. Er zijn veel leerlingen in de klas (Hay muchos alumnos en la case - mucho geeft een hoeveelheid aan), Er is een bakker in het dorp (hay una panadería en el pueblo - de vertaling geeft duidelijk aan dat je 'er is' gebruikt en er staat een onbepaald lidwoord voor het werkwoord).         kahoot

Slide 14 - Slide

De regel om het jezelf makkelijk te maken
We hebben een top 3 en deze loop je altijd af:

1 = hay
2 = estar
3 = zijn

Als het hay kan zijn MOET het hay zijn (gewoon omdat het zo is haha).
Ga altijd de top 3 af. Kan het er is / er zijn zijn? Dan stoppen met nadenken en hay gebruiken.
Dus als het niet letterlijk er is/er zijn is, dan doorgaan naar stap 2 (estar). Kan je zijn vervangen door zich bevinden? Ja? Estar gebruiken. Zo niet, dan ser.

Het enige wat ik daar nog extra bij wil zeggen is dat een emotionele staat ook een 'zich bevinden' is. Namelijk 'je in een verdrietige staat' bevinden.

- XB pag 24. pag 31-34 ej 37-44

Slide 15 - Slide

Persoonlijke info
Antwoord kunnen geven op persoonlijke vragen.

Slide 16 - Slide

Viernes 20/09
  • leer goed!


  • vergeet je oortjes/koptelefoon niet

  • neem een opgeladen chromebook mee!



Slide 17 - Slide