1hv5 - vr100622

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

Qu'est-ce qu'on va faire?

• Interroger
• Corriger
• Grammaire
• Au travail
• Les devoirs

But:  alle stof herhalen hoofdstuk 5 

Interroger - vul aan ..

1. J'ai fêté mon .... (ik heb mijn verjaardag gevierd) 
2. C'est ... (wie?)
3. Ton frère est .... (hoe)?
4. Mon frère a ................................ (bruine haren) 
5. Il est grand? Non, .................. (hij is klein)

Controler les devoirs

Grammaire

• Mon père est grand, mais ma mère n'est pas grande. 
• Mes cousines ne sont pas petites, mais grandes. 

• Bijvoeglijk naamwoord past zich aan aan het geslacht (mannelijk, vrouwelijk of meervoud)
• Bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord. 

Grammaire

mannelijk enkelvoud	-
vrouwelijk enkelvoud	+e
mannelijk meervoud	+s
vrouwelijk meervoud	+es

Attention!

Eindigt een bijv. nw. al op een -e?

Dan géén extra -e bij vrouwelijk enkelvoud. 

rood = rouge 

la maison rouge 

Attention!

Eindigt een bijv. nw. al op een -s?

Dan géén extra -s bij mannelijk meervoud. 

grijs = gris

le souris gris --> les souris gris

Uitzonderingen

	mannelijk ev	vrouwelijk ev	mannelijk mv	vrouwelijk mv
goed/lekker	bon	bonne	bons	bonnes
mooi	beau	belle	beaux	belles
nieuw	nouveau	nouvelle	nouveaux	nouvelles
oud	vieux	vieille	vieux	vieilles

Corriger 

Répéter le P.C.

Présent (tegenwoordige tijd)

• Hele werkwoord -er
• Vaste uitgang 

Parler --> parl

Je parle

Tu parles

Il/elle/on parle

Nous parlons

Vous parlez

Ils/elles parlent

Passé composé (voltooid tegenwoordige tijd)

1 - onderwerp

2 - vorm van avoir

3 - voltooid deelwoord (ww -er + é) 

J'ai parlé

Tu as parlé

Il/elle/on a parlé

Nous avons parlé

Vous avez parlé

Ils/elles ont parlé 

Répéter le P.C.

1. Nous ...  .... (regarder)

2. Tu ...  .... (passer) 

3. Lucas et Nomie ...  .... (travailler) 

4. Vous .... ..... (chanter) 

5. On ....  ...   (rigoler)

Les devoirs

Mercredi 15 juin

Apprendre: partie A, B, E et F nf/fn + aant. bijv. nw. 

Faire: -