H7: verbanden - 4BBL/4KBL

Verbanden 4BBL/4KBL
1 / 51
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Verbanden 4BBL/4KBL

Slide 1 - Slide

Een lineaire grafiek is een ... lijn
A
rode
B
rechte
C
gebogen
D
kronkel

Slide 2 - Quiz

De formules is:
lengte x 2,60 = prijs
Welke grafiek hoort bij deze formule?
A
Grafiek A
B
Grafiek B

Slide 3 - Quiz

Hoort de tabel hiernaast bij een lineaire lijn of een gebogen grafiek?
Leg uit waarom.

Slide 4 - Open question

Welke bewering is juist?
A
De grafiek is lineair
B
De grafiek stijgt steeds sneller
C
De grafiek stijgt eerst en daalt daarna
D
De grafiek stijgt steeds langzamer

Slide 5 - Quiz

Hiernaast zie je een tabel en een formule. Welke afstand hoort bij een snelheid van 1 m/s
A
5 meter
B
1 meter
C
6 meter
D
2 meter

Slide 6 - Quiz

Hiernaast zie je een tabel en een formule. Welke afstand hoort bij een snelheid van 4 m/s
A
25 meter
B
20 meter
C
26 meter
D
2 meter

Slide 7 - Quiz

Nu weet je dat bij een snelheid van 1 m/s een afstand van 10 meter hoort, en bij een snelheid van 4 m/s een afstand van 25 meter. Welke grafiek hoort nu bij deze waarden
A
Grafiek A
B
Grafiek B
C
Grafiek C

Slide 8 - Quiz

Schrijft de formule op die hoort bij de grafiek hiernaast.

Slide 9 - Open question

Schrijft de formule op die hoort bij de grafiek hiernaast.

Slide 10 - Open question

Het daalgetal is...?
A
10
B
40
C
0,25
D
4

Slide 11 - Quiz

Schrijft de formule op die hoort bij de grafiek hiernaast. bereken eerst het stijggetal.

Slide 12 - Open question

Welke formule hoort bij de tabel?
Laat zien hoe je aan je antwoord komt.

Slide 13 - Open question

Schrijft de formule op die hoort bij de tabel hiernaast.

Slide 14 - Open question

Schrijft de formule op die hoort bij de tabel hieronder.

A
bedrag x 16 + 13,50 = tijd
B
tijd x 13,50 = bedrag
C
tijd x 13,50+ 16 = bedrag
D
tijd x 16 + 13,50 = bedrag

Slide 15 - Quiz

Met de formule hiernaast kan Simon zijn spaargeld berekenen. Hoeveel euro heeft hij na 30 weken?

Slide 16 - Open question

Met de formule hieronder kan Simon zijn spaargeld berekenen. Hoeveel euro heeft hij na 30 weken?
A
15 + 5 x 30 = €600
B
30 + 15 x 5 = €105
C
15 + 5 x 30 = €900
D
15 + 5 x 30 = €165

Slide 17 - Quiz

Na hoeveel weken heeft Simon €225,- gespaard?

Slide 18 - Open question

Gebogen grafieken

Slide 19 - Slide

Welke bewering is juist?
A
Bij een lineair verband hoort een gebogen grafiek
B
Een gebogen grafiek teken je met een liniaal
C
Een gebogen grafiek noemen we ook wel een vloeiende kromme
D
Bij een gebogen grafiek hoort een tabel met regelmaat

Slide 20 - Quiz

Maak de som hiernaast.

Slide 21 - Open question

Bij welk verband hoort de formule hiernaast?
A
Lineair verband
B
wortelverband
C
kwadratisch verband
D
machtsverband

Slide 22 - Quiz

Hoe hoog is de kaars?
A
20 cm
B
4 cm
C
16 cm
D
24 cm

Slide 23 - Quiz

Bereken de lengte als de brandtijd 5 uur is.

Slide 24 - Open question

Na hoeveel hele uren heeft de kaars een lengte van ongeveer 10 cm?

Slide 25 - Open question

Na hoeveel hele uren is de kaars volledig opgebrand?

Slide 26 - Open question

Hoeveel meter is de remweg bij een snelheid van 40 km/uur? Rond af op 1 decimaal.

Slide 27 - Open question

Als je snelheid 2 keer zo groot is, is je remweg 2 keer zo lang. Laat zien of deze bewering juist is.

Slide 28 - Open question

alleen KBL 
BBL gaat aan het werk met de planner

Slide 29 - Slide

Bij welk verband hoort de formule hiernaast?
A
kwadratisch verband
B
omgekeerd evenredig verband
C
machtsverband
D
periodiek verband

Slide 30 - Quiz

Hoort hier een bergparabool of een dalparabool bij?

Waar kan je dit aan zien?

Slide 31 - Open question

A = veilige afstand in meters
v = snelheid in km/uur

Wat is een veilige afstand bij een snelheid van 50 km/uur?

Slide 32 - Open question

Bij welk verband hoort de formule hiernaast?
A
kwadratisch verband
B
omgekeerd evenredig verband
C
machtsverband
D
periodiek verband

Slide 33 - Quiz

opgave 89:
Een voetbal heeft een diameter van 2,2 dm. Bereken de inhoud van die voetbal.

Slide 34 - Open question

opgave 90:
Hoeveel centimeter is de diameter van een bol met een inhoud van 10 liter?
rond af op hele centimeters.

Slide 35 - Open question

Bij welk verband hoort de formule hiernaast?
A
kwadratisch verband
B
omgekeerd evenredig verband
C
machtsverband
D
periodiek verband

Slide 36 - Quiz

B = bedrag per persoon
a = aantal personen

Hoeveel betaald ieder als je met 7 personen bent.

Slide 37 - Open question

Slide 38 - Slide

Kwadratisch verband
Machts - verband
omgekeerd evenredig verband
periodiek verband

Slide 39 - Drag question

exponentieel verband - 4KBL

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide


Slide 42 - Open question

Met hoeveel procent neemt het bedrag jaarlijks toe?

Slide 43 - Open question

Hoeveel is het bedrag na 10 jaar sparen?

Slide 44 - Open question

Na hoeveel jaar staat er voor het eerst het dubbele op de spaarrekening?
Rond af op hele jaren.

Slide 45 - Open question

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Video

Slide 48 - Video

Maak de formule bij de situatie hiernaast.

Slide 49 - Open question

Maak de formule bij de situatie hiernaast.

Slide 50 - Open question

Maak

Slide 51 - Open question