6 januari 2021

2021
1 / 11
next
Slide 1: Slide
fMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with text slides.

Items in this lesson

2021

Slide 1 - Slide

Aujourd'hui
  • herhalen grammatica hfd 2
  • uitleg verbuga
  • Quizlet 

Slide 2 - Slide

Meewerkend voornaamwoord
In het Nederlands kun je aan ervoor zetten. 

Voorbeeld: Ik geef een boek aan mijn opa. 
Je kan ook zeggen: Ik geef (aan) hem een boek.

Slide 3 - Slide

Hoe herken ik het meewerkend voorwerp in het Frans?




Het begint met het voorzetsel:


à        au      of       aux

Slide 4 - Slide

Het meew. vw vervangen


Je kunt het zinsdeel dat meewerkend voorwerp is

vervangen door

een persoonlijk voornaamwoord.



Slide 5 - Slide

Wat zijn de vormen van het pers. vnw. als meew. vw.?

(aan) mij                    me/m'                       

(aan) jou                    te/t'                            

(aan) hem                 lui  

(aan) haar                 lui                                

(aan) ons                  nous                          

(aan) u/jullie            vous                           

(aan) hun                  leur                               

Slide 6 - Slide

De plaats in de zin

1. Direct voor de persoonsvorm.    

Je lui donne de l' argent = Ik geef hem geld.

 Je lui ai donné de l' argent = Ik heb hem geld gegeven.


2.  Heel werkwoord in de zin???     Dan voor het hele werkwoord.

Je vais lui donner de l' argent. = Ik ga hem geld geven.

Slide 7 - Slide

Oefenen
1 J'ai donné un cadeau à ma femme.
2 Il veut donner une nouvelle voiture à son fils.
3 Je ne ressemble pas à mes frères.
4 Peux-tu conseiller un bon hôtel aux touristes?

Slide 8 - Slide

5 Il ne donnera jamais son argent aux pauvres.
6 Tu dois demander à ta mère si elle peut m'aider.
7 Elle a parlé à un acteur célèbre.
8 Ils veulent donner tout leur argent à un SDF.

Slide 9 - Slide

Verbuga
www.verbuga.eu, inlog elyceu, wachtwoord leerling
Oefenen met passé composé: let op! Als het hulpww être is, past het voltooid deelwoord zich aan aan het onderwerp. Bijvoorbeeld: zij is gevallen: elle est tombée

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Link