3G ch6 semaine 21 vergelijkingen

de trappen van vergelijking
1 / 14
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

de trappen van vergelijking

Slide 1 - Slide

Om dingen/mensen met elkaar te vergelijken 
gebruik je de trappen van vergelijking





Nummer 1 is groot, nummer 2 is groter, nummer 3 is het grootst

Slide 2 - Slide

Paul heeft geld. Jean heeft meer geld. Luc heeft het meeste geld

Slide 3 - Slide

Le comparatif = de vergrotende trap


= even ....... als
je gebruikt plus/moins + bijvoeglijk naamwoord
bijvoorbeeld:
= groter dan >  plus grand que
of
minder groot dan > moins grand que
je gebruikt aussi  + bijvoegijk naamwoord

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Let op! Pas de vorm van het bijvoeglijk naamwoord aan het onderwerp aan
Paul est plus grand que Thomas
Julie est plus grande que Marie

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Oefenen....

Slide 8 - Slide

"Paul is even groot als Julie"
Welke vertaling is juist?

A
Paul est aussi grande que Julie
B
Paul est moins grand que Julie
C
Paul est aussi grand que Julie
D
Paul est plus grand que Julie

Slide 9 - Quiz

"Dat gebakje (mannelijk woord) is minder lekker dan het andere"
Welke vertaling is juist?
A
Ce gâteau est moins délicieuse que l'autre
B
Ce gâteau est moins délicieux que l'autre
C
Ce gâteau est plus délicieux que l'autre

Slide 10 - Quiz

"Lisa is sportiever dan Anne"
Welke vertaling is juist?
A
Lisa est plus sportif qu'Anne
B
Lisa est aussi sportifs qu'Anne
C
Lisa est plus sportive qu'Anne

Slide 11 - Quiz

"Victor is minder sportief dan Thomas"
Welke vertaling is juist?
A
Victor est moins sportif que Thomas
B
Victor est aussi sportif que Thomas
C
Victor est moins sportive que Thomas

Slide 12 - Quiz

Vertaal de volgende zin:
"Rotterdam (mnl.) is minder groot dan Amsterdam" (groot = grand)

Slide 13 - Open question

Vertaal de volgende zin:
"Tessa is aardiger dan Léa"
Aardig = gentil (denk aan uitgang)

Slide 14 - Open question