les behorende bij hoofdstuk 7.5

Herhaling lesstof Peuter
1 / 26
next
Slide 1: Slide
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Herhaling lesstof Peuter

Slide 1 - Slide

1

Slide 2 - Video

01:39
Hoe noemen we deze test?

Slide 3 - Open question

Een peuter zegt: "ikke doen", "ik wil dat niet" en "ik ga niet mee".

Hoe noemen we deze fase?
A
2 = NEE
B
Zelfstandigheidsfase
C
Asociaal
D
Peuterpuberteit

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Video

Wanneer is de peuterpuberteit afgelopen?
A
rond de eerste levensjaar
B
rond het eind van de peuterfase
C
rond het eind van de kleuterfase
D
rond het begin van de peuterfase.

Slide 6 - Quiz

Centrum van de wereld
Kinderen in de peuterleeftijd kunnen zich nog niet goed inleven in een ander persoon. Het kan voorkomen dat je in de kring zit en een peuter vertelt over zijn konijn dat is doodgegaan. Vervolgens roept een andere peuter uit het niets dat zijn opa ook dood is. Hierop reageren drie andere kinderen die ook door de kring beginnen te roepen over een dood huisdier.

Peuters zien zichzelf nog als het centrum van de wereld en reageren hierdoor plotseling, zonder zich in te leven in de peuter die vertelt over zijn konijn. 

 eigen ik als middelpunt

Slide 7 - Slide

Dit gedrag van de peuter noem je ook wel
A
egocentrisch
B
egoistisch

Slide 8 - Quiz

Een peuter heeft de drang op onderzoek uit te gaan. Het kind gaat de wereld vanuit een ander gezichtspunt ervaren en tot ontdekkingen komen. De wereld van de peuter gaat zich uitbreiden. Hij probeert bijvoorbeeld overal op te klimmen en wil alles vastpakken wat hij tegenkomt. Dit noem je in de pedagogiek:
A
Rijpingsproces
B
Exploratiedrang
C
Motorische ontwikkeling
D
Cognitieve ontwikkeling

Slide 9 - Quiz

Bij animistisch denken schrijft de peuter menselijke eigenschappen toe aan levenloze voorwerpen.

Welke bewering valt onder animistisch denken?
A
Help, het douchepuntje slurpt mij op
B
Iemand stoot zich aan de tafelpoot, volgens een peuter is de tafelpoot stout
C
Help een monster onder mijn bed
D
Sinterklaas is echt

Slide 10 - Quiz

Sleep de juiste onderdelen naar elkaar

Slide 11 - Slide

Oorlog
Blauwe ogen
Uit jezelf huiswerk gaan maken
Interne factor
Externe factor
Zelfbepaling

Slide 12 - Drag question

Een peuter maakt nog geen onderscheid tussen fantasie en werkelijkheid; alles is mogelijk. Omdat zijn cognitieve vermogen (zijn verstand) nog onvoldoende ontwikkeld is, kan hij nog geen logische oorzaak bedenken voor dingen die gebeuren.

De peuter denkt magisch: hij fantaseert de oorzaak.

Welk voorbeeld valt niet onder magisch denken?
A
De stuifzuiger kan mij opzuigen
B
Papa, de spiegel kan praten
C
Er zit een krokodil onder mijn bed
D
De kerstman vliegt door de lucht

Slide 13 - Quiz

Bij een peuter is het van belang om activiteiten vooral te richten op de ontwikkeling van de
A
Fijne motoriek
B
Grove motoriek
C
Fijne motoriek en grove motoriek

Slide 14 - Quiz

Kinderen van ouders met een niet-westerse achtergrond lopen vaker een taalachterstand op.
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quiz

Een 4-jarig kind weegt gemiddeld 18 kilo.
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Video

In de peuterfase krijgt een peuter duidelijkere sociale behoeften.
De meeste peuter spelen tot 3 jaar zijn naast elkaar.
Hoe noemen we dit spel
A
solistisch spel
B
parallelspel
C
afzonderlijk spel
D
simultaanspel

Slide 18 - Quiz

Er zijn verschillende tips ten aanzien van koppig gedrag bij peuters.
Welke tip is onjuist?
A
Blijf rustig en kalm en toon begrip, vermijdt machtsstrijd.
B
Biedt geen keuzes aan.
C
Geef het goede voorbeeld.
D
Geef ruimte tot ontwikkeling eigen wil.

Slide 19 - Quiz

Stelling: een veilig gehechte peuter durft zijn ouders boos te maken omdat hij weet dat ze altijd van hem zullen blijven houden.
Is deze stelling juist of onjuist?
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Video

Tijdens de seksuele ontwikkeling leert de peuter zijn of haar lichaam kennen en benoemt alle lichaamsdelen. Er is nog geen sprake van schaamte.
Een voorbeeld hiervan is dat een peuter geen moeite heeft om in het midden van anderen zijn of haar kleding uit te trekken.

Wat moet je in zulke situatie tegen de peuter zeggen of doen?
A
Opmerkingen maken zoals ‘dat hoort niet, schaam je’
B
De peuter straf geven.
C
De peuter hiervoor niet te straffen anders verliest een kind zijn of haar spontaniteit en openheid.

Slide 22 - Quiz

De meeste kinderen zijn er aan toe om zindelijk te worden als ze ..... oud zijn.
A
2.5 jaar
B
3 jaar
C
3.5 jaar
D
4 jaar

Slide 23 - Quiz

Als pedagogisch medewerker merk je dat een kind eraan toe is, wanneer hij langer dan ....... droog blijft
A
2 uur
B
3 uur
C
4 uur

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide