LJ1 - unit 3.1 Grammar / LJ 2 - Unit 3.1 Vocabulary

Vak: Engels
Hoofdstuk: Unit 3
1.
Lesopening / Lesson opening
2.
Lesdoel / Goals 
3. 
Mini-check
4.
Instructie / Instruction
5.
Begeleid inoefenen / Guided practice
6.
Zelfstandig werken / work independently 
7.
Evaluatie / Evaluation
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Vak: Engels
Hoofdstuk: Unit 3
1.
Lesopening / Lesson opening
2.
Lesdoel / Goals 
3. 
Mini-check
4.
Instructie / Instruction
5.
Begeleid inoefenen / Guided practice
6.
Zelfstandig werken / work independently 
7.
Evaluatie / Evaluation

Slide 1 - Slide

1. Lesopening/lesson opening LJ1/LJ2
LJ1: Take your English book and open it on page 143. 

LJ2: Take your English book and open it on page 92. Make exercise 5 and 6.
Ready? Check the assignments. Than open the app Quizlet and practise the words of paragraph 3.1 or take the word search of lesson 3.1


Slide 2 - Slide

2. Lesdoel
Aan het einde van de les:
- kun je de woorden van les 1 toepassen;
- kun je de grammar over A or an toepassen;
- kun je de grammar over To be toepassen;

Leergebied overstijgende doelen:
Plannen en organiseren
- prioriteiten stellen op je planner wanneer er meerdere dingen moeten gebeuren
- Je aan de gestelde tijd houden bij een opdracht aan de hand van je planner. 

Slide 3 - Slide

3. Mini-check
Nvt

Slide 4 - Slide

4. Instructie
We doen allemaal mee met de instructie!

Slide 5 - Slide

Grammar
a/an = een
a en an betekenen allebei: een (van de/het/een). 
In het Nederlands zeggen we bijvoorbeeld: ik heb zin in een appel. Als je deze zin naar het Engels wil vertalen zal je moeten kiezen tussen a of an. Er zijn dus 2 Engelse woorden voor 1 Nederlands woord.

Slide 6 - Slide

Wanneer kies je welke?
a = woord erna eindigt op een medeklinkerklank
vb. a chair, a book, a uniform

an = woord erna eindigt op klinkerklank
vb. an apple, an uncle
Let op: het gaat om de klank (dus hoe je het zegt) en niet om hoe je het schrijft.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Wat betekent het werkwoord 'to be'?
'To be' is het werkwoord 'zijn'.

I                 am
He             is
She           is
It                is
You           are
We            are
You           are 
They         are

Slide 9 - Slide

Vormen van 'to be'



In de tegenwoordige tijd heb je drie vormen van 'to be', namelijk:
am, are & is

Voorbeelden:
I am the best                                   He is the best                   You are the best
Am hoort bij
I
Are hoort bij
you, we, they & you
Is hoort bij
he, she & it

Slide 10 - Slide

Het werkwoord 'to be' afkorten
Je kunt het werkwoord 'to be' ook afkorten.


I am the best                 --> I'm the best
You are the best          --> You're the best
She is the best             --> She's the best
Dit kan alleen bij persoonlijke voornaamwoorden

Slide 11 - Slide

a of an?
.... ear
A
a
B
an

Slide 12 - Quiz

a of an?
.... hero
A
a
B
an

Slide 13 - Quiz

They ... at school
A
am not
B
is not
C
isn't
D
aren't

Slide 14 - Quiz

6. Zelfstandig werken
Je maakt zelfstandig opdracht 9 t/m 11 op blz 94 t/m 96.


Ben je klaar?
Dan kijk je de opdrachten na.
Daarna ga je de woordjes van 3.1 oefenen via quizlet of de woordzoeker

timer
1:00

Slide 15 - Slide

7. Evaluatie/Evaluation 
How was this lesson?
Do you have any questions about this lesson?

Homework on the next page. 


Slide 16 - Slide

Homework
Homework LJ1:                                   Homework LJ2:
Tuesday 11 January                           Tuesday 11 January
Unit 3.1 exercise 9, 10 and 11          Unit 3.1 exercise 5 and 6

                  

Slide 17 - Slide