3.2 Amsterdam stapelmarkt van de wereld

3.2 Amsterdam stapelmarkt van de wereld


Hoofdstuk 3 De Republiek in de Gouden Eeuw


2 VWO
1 / 37
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 75 min

Items in this lesson

3.2 Amsterdam stapelmarkt van de wereld


Hoofdstuk 3 De Republiek in de Gouden Eeuw


2 VWO

Slide 1 - Slide

Programma

  • Terugblik 3.1
  • Uitleg
  • Opdrachten

Slide 2 - Slide

Terugblik 3.1

Slide 3 - Slide

Waaruit blijkt dat de Republiek tolerant was wat betreft godsdienstvrijheid?

Slide 4 - Open question

Wat zie je in onderstaande bron? Wat heeft dit met tolerantie te maken?

Slide 5 - Open question

Wat betekent stapelmarkt?

Slide 6 - Open question

Waarom was Amsterdam dé perfecte plaats als stapelmarkt?

Slide 7 - Open question

Leerdoel

'Hoe werd Amsterdam de stapelmarkt van Europa en welke gevolgen had dat voor onze nijverheid en de landbouw?' 

Slide 8 - Slide

Amsterdam wordt een zeehaven
Rond 1200 was Amsterdam nog onbereikbaar voor de grote vaart.

Later werd het klimaat zachter en zeewater warmde op. De zeespiegel steeg en de Zuiderzee ontstond. Grote zeeschepen konden Amsterdam bereiken.

In de 16e en 17e eeuw groeide Amsterdam uit tot een van de grootste Europese handelssteden.

Slide 9 - Slide

Stadsuitbreiding
Economie bloeide enorm op -> stadsuitbreiding Amsterdam

Groot uitbreidingsplan: grachten het Singel, de Herengracht, 
de Keizersgracht en de Prinsengracht.

Aan die grachten verrezen koopmanshuizen met een kantoor 
en een zolder voor de opslag van goederen.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Stadsuitbreiding en verstedelijking
- Rijk en arm apart
- In het centrum ontstond de beurs voor handelaren

Slide 12 - Slide

Wijk voor 'normale mensen'
Gewone mensen verhuisden naar een gloednieuwe wijk vlak buiten de grachtengordel: de Jordaan. Dat werd de wijk voor kleine zelfstandigen, ambachtslieden met een eigen werkplaats en loonarbeiders.

Voortaan woonden en werkten rijk en arm in Amsterdam apart. 
Gevolg: sociale splitsing / sociale ongelijkheid

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Toenemende verstedelijking en graanhandel
Niet alleen Amsterdam, ook andere steden groeiden 
-> verstedelijking / urbanisatie

Nederlandse boeren konden alle stedelingen niet meer voeden.

Er werd graan geïmporteerd uit landen rond de Oostzee, zoals Polen en Zweden.

Slide 15 - Slide

Toenemende verstedelijking en graanhandel
Het graan lag opgeslagen in graanpakhuizen tot het werd 
doorverkocht aan molenaars en bakkers.

Andere landen kregen door dat je in Amsterdam graan kon kopen.

Als er ergens in Europa een tekort aan graan was en de graanprijs flink steeg, konden de Amsterdamse kooplui goede zaken doen met hun voorraden.

Slide 16 - Slide

Amsterdam in de Gouden Eeuw
1587: Blokkade van de haven van Antwerpen

Handelaren uit de hele wereld gaan naar Amsterdam, vooral Joden uit Antwerpen.

Drie andere redenen:
1. In het westen van de Republiek werd niet gevochten.
2. In de Republiek werd niemand vervolgd om zijn godsdienst. 
3. In de Republiek was veel werk te vinden.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Link

0

Slide 19 - Video

Europees handelsnetwerk
Behalve graan, werd ook hout en ijzer uit Scandinavië geïmporteerd.

Leeg naar Scandinavië varen is geen optie! Er werd wijn, wol en andere producten meegenomen en verhandeld in Scandinavië en andersom.

Oostzeehandel werd daarom de moeder van alle handel genoemd = moedernegotie
De eerste en eeuwenlang belangrijkste internationale handel van Nederlanders met de landen rond de Oostzee.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Nog meer handel!
Begin 17e eeuw ging Nederland naar Azië en brachten 
ze als retourlading ook specerijen, zijde en thee mee. 

Al snel importeerde en exporteerde Amsterdam 
goederen uit de hele wereld. Omdat alles tijdelijk 
in Amsterdamse pakhuizen werd ‘opgestapeld’, 
werd de stad de stapelmarkt van Europa.

Slide 22 - Slide

Handelskapitalisme
Winst proberen te maken door handel te drijven én door gekochte materialen en grondstoffen te laten bewerken en daarna te verkopen met meer winst noemen we handelskapitalisme.

De Antwerpenaren (immigranten) leerden de Amsterdammers hoe je meer kon verdienen aan handelsgoederen.

Het handelskapitalisme verspreidde zich snel in de Republiek.

Slide 23 - Slide

Specialisatie en commerciële landbouw
Nu er via Amsterdam genoeg graan voor brood en pap binnenkwam, loonde het voor de boeren niet meer om graan op hun akkers te verbouwen.

Nederlandse boeren gaan voortaan specialiseren in de productie 
van melk, boter, kaas, vlees, vlas/hennep en turf.

De boeren produceerden nu voor de hele Republiek en ook het buitenland.

Die marktgerichte manier van boerenbedrijvigheid noemen we commerciële landbouw.

Slide 24 - Slide

Commerciële nijverheid 
                                     De nijverheid in de Nederlandse steden ging zich specialiseren.

Leiden en Haarlem        Delft                                   Gouda                                     Zaanstreek
                                                                                                                                               
                                                                                                                                                   
                                                                                                                        

           Textiel 
 Textiel                                  Delftsblauw                   Goudse pijpen                    Scheepswerven

Slide 25 - Slide

Nieuwe landbouwgrond
  • Overstromingen zorgden ervoor dat het boerenland vaak onbruikbaar was. 
      Probleem: De groeiende bevolking van Holland moet worden gevoed! 

  • Jan Adriaanszoon Leeghwater wil de Beemster droogleggen met een droogmakerij:
      1. Dijk maken met een kanaal erachter (de ringvaart)
      2. Een molengang pompt het water in de ringvaart
      3. Het waterpeil daalt
      4. Er ontstaat een polder waar je op kunt bouwen

Slide 26 - Slide

De molengang, zoals gebruikt voor het droogleggen van de Beemster

Slide 27 - Slide

Aan het werk!
Wat ga je doen? Je maakt van 3.2 opdrachten 18, 19, 20, 21, 23, 25, 26, 27, 29, 30, 32.

Wanneer moet het af? Je krijgt deze les de tijd, volgende les moet het af zijn.

Hulp? 1. eerst de theorie goed lezen, gebruik eventueel internet.
            2. buurman/buurvrouw naast je vragen, dan pas je docent.

Klaar? Markeren belangrijke zinnen 3.2, gebruik de doelenlijst hierbij.

Tijd: Zie timer.

timer
30:00

Slide 28 - Slide

Een schip dat vanuit de landen rond de Oostzee naar Amsterdam vaart, is geladen met...
A
kaas, textiel en vis
B
wijn en olie
C
specerijen
D
graan en hout

Slide 29 - Quiz

Wat zijn de producten waar Nederlandse boeren zich voortaan op gaan specialiseren?
A
Graan, groenten, fruit, suikerbieten
B
Melk, boter, kaas, vlees, vlas/hennep en turf

Slide 30 - Quiz

Wat is de focus van commerciële landbouw?
A
Eigen gebruik
B
Geen specifieke focus
C
Marktgerichte boerenbedrijvigheid
D
Lokale markt

Slide 31 - Quiz

Door welke ontwikkeling werd Amsterdam een (belangrijke) zeehaven?
A
Oorlog met Spanje
B
Warmer worden van het klimaat
C
Ontstaan van het handelskapitalisme
D
Moedernegotie

Slide 32 - Quiz

Waar gingen de ambachtslieden wonen tijdens de stadsuitbreiding van Amsterdam?
A
In het centrum
B
Aan de rand van de stad

Slide 33 - Quiz

Sleep naar de juiste plek:
Moedernegotie
Herengracht
Jordaan
Stapelmarkt
Amsterdamse beurs
Plek waar aandelen en goederen worden verhandeld.
Woonplaats ambachtslieden en arbeiders.
Woonplaats rijke mensen.
Belangrijkste handel voor Amsterdam / Republiek.
Producten opslaan om ze bij tekort voor veel geld te verkopen.

Slide 34 - Drag question

Wat is de belangrijkste reden waarom het zwaartepunt van de handel verschuift van Antwerpen naar Amsterdam?
A
Afsluiting van de Schelde
B
Het verloop van de Tachtigjarige Oorlog
C
Hertog van Alva
D
Tiende Penning

Slide 35 - Quiz

Wat vond je nog moeilijk?

Slide 36 - Open question

Schrijf 1 ding op die je geleerd hebt of wat goed ging.

Slide 37 - Open question