Indeling - en deelonderwerpen herkennen in een tekst

Nederlands
Les 1 Periode 2
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Nederlands
Les 1 Periode 2

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Lezen 
                    2.1 De indeling van teksten
                    2.2 Deelonderwerpen herkennen
                    2.3 Tekstverbanden en signaalwoorden
 

Slide 3 - Slide

Onderwerp en hoofdgedachte zijn eigenlijk hetzelfde
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

Een tekst heeft...
A
altijd een hoofdgedachte
B
niet altijd een hoofdgedachte
C
nooit een hoofdgedachte

Slide 5 - Quiz

1.2 Tekstdoelen

Slide 6 - Slide

Lesdoelen
2.1 Je herkent de opbouw (structuur) van een tekst en je vindt snel je weg in een tekst.
2.2 Je herkent de deelonderwerpen van een tekst.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

middenstuk/kern
De verschillende kanten van het onderwerp komen aan de orde.

Slide 16 - Slide

Deelonderwerpen zijn de verschillende kanten van een onderwerp die in een tekst aan bod komen. 
Neem het voorbeeld dieren. Dan kunnen de verschillende deelonderwerpen; zoogdieren, reptielen en vissen zijn.
Dat zijn de deelonderwerpen van de tekst

Slide 17 - Slide

Lees de volgende tekst
De opdracht
  • Wat is het onderwerp van de tekst?
  • Hoeveel deelonderwerpen staan in de tekst? 
  • Wat is het tekstdoel?
  • Wat is de tekstsoort?

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

het slot
De tekst wordt afgesloten:
- verwijzing naar het voorbeeld of de anekdote uit het begin van de tekst;
- samenvatting;
- conclusie.

Slide 21 - Slide

Wat zijn deelonderwerpen?
A
een alinea
B
verschillende aspecten van het onderwerp
C
inleiding - middenstuk-slot
D
middenstuk

Slide 22 - Quiz

Wat staat er in het slot
A
conclusie
B
uitleg
C
onderwerp

Slide 23 - Quiz

Wat is waar?
A
In de inleiding geef jij je eerste argument
B
In de inleiding geef je de conclusie
C
In de inleiding geef je aan waar het over gaat
D
In de inleiding leg jij je standpunt uit

Slide 24 - Quiz

Hoe is een goede tekst opgebouwd?
A
Inleiding en middenstuk
B
Inleiding, middenstuk en slot
C
Middenstuk en slot
D
Inleiding en slot

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Slide

Tips en tops van deze les

Slide 27 - Open question