This lesson contains 24 slides, with text slides and 4 videos.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Burgers en stoommachines
19e eeuw 1800-1900
Slide 1 - Slide
Aantekeningen
Zie je dit potloodje? Dan neem je de dikgedrukte en onderstreepte zin over in je schrift.
Te weinig tijd? De les wordt met je gedeelt, kan je tijdens zelfstandig werken verder met overnemen.
Slide 2 - Slide
Deze les
De industriële revolutie & arbeidersleven
Leer je hoe de industriële revolutie is onstaan
Leer je welke sociale verhoudingen er waren.
Weet je hoe het leven van een arbeider uit de 19e eeuw eruit zag
Slide 3 - Slide
Leerdoel van de week
Je beschrijft en geeft voorbeelden van historische gebeurtenissen die te maken hebben met de Industriële Revolutie.
Je beschrijft de veranderende leef- en werkomstandighedenin de industriële revolutie en vergelijkt dat met de leef- en werkomstandigheden van nu.
Beschrijven kan op meerdere manieren:
- Tekst schrijven waarin je de belangrijkste momenten verwerkt.
- Opsomming maken van gebeurtenissen.
- Je maakt een tijdlijn.
- Je maakt een tekening waarin je enkele gebeurtenissen afbeeld.
Slide 4 - Slide
Leerdoel van de week
Je kan historische gebeurtenissen vergelijken
Je kan onderscheid maken in verschillende soorten veranderingen
Slide 5 - Slide
Historische vaardigheden
Verandering
Vooruitgang: Als iets beter wordt.
Een periode waarin het goed gaat met een land of volk, noem je een periode van bloei.
Crisis: Als iets heel slecht gaat. In het nieuws hoor je vaak mensen praten over een economische/corona crisis
Slide 6 - Slide
Historische vaardigheden
Continuïteit en verandering
Continuïteit: Als er géén verandering is, maar iets juist hetzelfde blijft
Discontinuïteit/verandering: Als er verandering is, als iets anders gaat.
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
Pre-industriële revolutie
Voor de industriële revolutie werden er producten gemaakt met de hand.
(huis)nijverheid: producten worden thuis gemaakt, soms door één persoon, maar soms ook door het gehele gezin in opdracht van de baas.
Slide 9 - Slide
De industriële revolutie
De industriële revolutie begon in Engeland al in de tweede helft van de 18e eeuw (rond 1750). De rest van Europa volgde in de 19e eeuw.
Oorzaken:
Wetenschappelijk denken en Verlichting (bonus)
Vernieuwing / wetenschap in plaats van traditie / behoud.
Uitvindingen in landbouw, mijnbouw & nijverheid
Bijv. De schietspoel en de Spinning Jenny, een snelle weefmachine.
Later ook stoommachines.
Slide 10 - Slide
Historische vaardigheden
Verandering
Verandering: Iets dat anders is geworden.
Je hebt kleine en grote, snelle en langzame veranderingen.
Het ligt aan hoe lang en hoe groot de verandering is.
Als er géén verandering is, maar iets juist hetzelfde blijft, dan noem je dat continuïteit.
Slide 11 - Slide
De industriële revolutie
De schietspoel en de Spinning Jenny waren twee uitvindingen die zorgen voor een grote productietoename in de textielnijverheid.
Slide 12 - Slide
De industriële revolutie
Waar men eerst afhankelijk was van menselijke (thuiswerkers, slaven) en natuurlijke factoren bij handarbeid, windkracht en waterkracht, kon er nu gerekend worden op de stoomkracht.
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Video
Fabrieken
Productie ligt veel hoger in fabrieken met machines dan bij handmatig produceren in werkplaatsen.
De fabrieken namen de productie over.
Slide 15 - Slide
De industriële revolutie
De mensen trokken van het platteland naar de stad want daar is de fabrieken, om daar als arbeider te werken. Dit heet Urbanisatie.
Gevolgen:
Industriële samenleving: is een samenleving waarin de meeste goederen in fabrieken worden gemaakt (1) en veel mensen in steden wonen (2)
Ontstaan van industriesteden.
Van (huis)nijverheid industrie.
Slide 16 - Slide
De industriële revolutie
De hoge productie van de nieuwe fabrieken was erg winstgevend voor de eigenaren van de fabrieken en zorgde voor een grote rijkdom bij deze kapitalisten:fabriekseigenaren die zo veel mogelijk winst willen maken
Kapitalisme: Vorm van produceren voor een zo hoog mogelijke winst.
(Bedrijven zijn in het bezit van mensen en niet van een land).
Slide 17 - Slide
Arbeidersleven
Het leven als arbeider was zwaar: niet alleen maakten arbeiders lange dagen, ze hadden ook nog eens lage lonen. Doordat de lonen zo laag waren, moesten meestal ook de vrouwen en kinderen aan het werk in de fabriek.
Lange dagen
Lage loon
Hoge temperaturen
Veel lawaai
Slide 18 - Slide
Arbeidersleven
De arbeiders woonden dicht bij de fabrieken in krottenwijken, in de rook van de fabrieken, en het werk dat ze deden was vaak erg onveilig.
Slide 19 - Slide
Arbeidersleven
De kans dat je een ledemaat (handen en benen) kwijt raakt was erg groot. Het lawaai zorgde ervoor dat mensen met gebarentaal met elkaar gingen praten. Verder werden in de woonwijken poep en plas gewoon op straat gegooid, er was nog geen riool.
Gevolg:
Onhygiënische leefomstandigheden
Veel ziektes waar mensen aan dood gingen.
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Video
Historische vaardigheden
Het arbeidersleven: Schrijf een dagboekfragment
Niveau 5: Standplaatsgebondenheid:Het denken en doen van iemand wordt bepaald door de tijd, omgeving en omstandigheden waarin hij leeft.
Je moet proberen die persoon te begrijpen, maar je hoeft het niet met die persoon eens te zijn.
Slide 22 - Slide
Historische vaardigheden
Standplaatsgebondenheid
Je inleven in een persoon in het verleden is heel ingewikkeld. Standplaatsgebondenheid bepaalt namelijk ook wat jij doet en denkt.
Ga maar na: Als jij was opgegroeid in een andere tijd, in een ander land, in een andere plaats, bij een ander gezin of met andere vrienden, dan had je misschien ook anders over dingen gedacht dan je nu doet.