ruzie

Ruzie, pesten en roddelen
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Ruzie, pesten en roddelen

Slide 1 - Slide

Kijk naar de video over pesten

Slide 2 - Slide

ruzie, roddelen
en pesten

Slide 3 - Mind map

Waarover gaat dit thema?


Dit thema gaat over ruzie, roddelen en pesten.
Waar maak je ruzie over?
Wat zeg je dan? Hoe kan je een ruzie weer goedmaken?
En als iemand roddelt of pest, wat kun je dan doen?

Slide 4 - Slide

Wat oefen je?

Je praat over pesten en roddelen, je leest en bedenkt adviezen; je schrijft een e-email.

Slide 5 - Slide

Woordenschat

Slide 6 - Slide

slaan
  • iemand of iets met je hand hard raken
  • werkwoord
  • ik sla -wij slaan
  • zin: Zij slaat haar broer omdat ze boos is. 

Slide 7 - Slide

stom
  • dom
  • zin: Wat stom, ik heb haar nummer niet opgeschreven!
  • niet leuk 
  • zin: Wat een stomme film.

Slide 8 - Slide

stoppen
  • werkwoord
  • ik stop - wij stoppen
  • niet meer doen 
  • zin: Bij een rood licht moet je stoppen.
  • zin: Stop met roken!

Slide 9 - Slide

de tas
  • de tas - de tassen 
  • kan je dingen in doen
  • een tas kan je dragen
  • zin: Zij doet de boodschappen in de tas.

Slide 10 - Slide

terugslaan
  • terug = naar de plaats waar iets/iemand vandaan komt 
  • slaan = iemand/iets met je hand hard raken
  • werkwoord
  • ik sla terug - wij slaan terug
  • zin: De tegenstander slaat hard terug, want hij wil winnen.
40

Slide 11 - Slide

tijdens
  • in die tijd
  • voor - tijdens - na
  • zin: Tijdens de pauze ga ik naar de wc. Voor de pauze en na de pauze ben ik in de klas.
41

Slide 12 - Slide

trappen
  •  schoppen
  • werkwoord
  • ik trap - wij trappen
  • 1) trappen op = op iets gaan staan
  • zin: Kijk uit, je trapt in de poep! 
  • 2) trappen tegen = je voet hard tegen iets aan laten komen 
  • zin: De kinderen trappen tegen de bal.
42

Slide 13 - Slide

Waar zie je:
slaan?
36
A
B
C
D

Slide 14 - Quiz

Maak een zin met het woord:
stom
37

Slide 15 - Open question

Ik .......... mijn boek in mijn tas.
Hij ......... met de toets want hij is klaar.
Wij ............... voor het rode licht.
U ............ bij de witte lijn en wacht op mij.
38
A
stop, stoppen, stoppen, stopt
B
stop, stopt, stoppen, stopt
C
stopt, stoppen, stoppen, stoppen
D
stoppen, stopt, stoppen, stopt

Slide 16 - Quiz

39
dokterstas
heuptas
handtas
koffer
plastic tas
laptoptas
avond tasje
rugzak

Slide 17 - Drag question

Maak het rijtje af voor het werkwoord: terugslaan
ik sla terug
jij ...............
hij ..............
wij / jullie / zij ...............
40

Slide 18 - Open question

Tijdens de les .............
41
denk ik aan mijn familie
denk ik aan mijn vriend / vriendin
denk ik aan eten
denk ik aan mijn problemen
denk ik in mijn eigen taal
denk ik aan mijn bed
denk ik goed mee
denk ik dat ik moet plassen
denk ik aan geld
denk ik aan de toekomst

Slide 19 - Poll

De jongen is boos.
Hij trapt ............ de stoel.
42
A
onder
B
achter
C
in
D
tegen

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

1. Aram is een slimme jongen. Hij is klein en dun en hij praat niet zoveel.
Hij loopt naar huis en dan schelden een paar jongens uit zijn klas hem uit.
Wat kan Aram het beste doen?
doorlopen
terug gaan schelden
trainen op de sportschool
iets anders...

Slide 23 - Poll

2. Joanne roddelt steeds over haar vriendin Simone. Simone wordt hier erg onzeker van.
Wat kan Simone het beste doen?
roddelen over Joanne
zeggen: het doet me pijn
zeggen: je bent mijn vriendin niet meer
iets anders...

Slide 24 - Poll

3. Mohammed leest online dat een jongen van school hem
's middags wil slaan. Die jongen heeft dat al eerder gedaan. Mohammed is heel bang. Wat kan Mohammed het beste doen?
zeggen: stop met mij pijn doen!
vrienden vragen om mee te vechten
aan de docent vertellen
iets anders...

Slide 25 - Poll

4. Hayat loopt op school door de gang. Ze gaat naar de kluisjes en ziet twee jongens. Ze doen vervelend tegen een meisje. Ze duwen haar tegen de muur. Ze doen dat heel vaak.Wat kan Hayat doen?
doorlopen
aan de docent vertellen
zeggen: stop daarmee!
iets anders...

Slide 26 - Poll

Slide 27 - Slide

Kies situatie 2, 3 of 4. 
Schrijf een e-mail aan Joanne, Mohammed of Hayat. 
Schrijf wat ze moeten doen of zeggen.

Slide 28 - Slide