Je kunt regelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd vervoegen.
Je kunt vragen beantwoorden die betrokken zijn op een tekst die je leest.
1 / 16
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1
This lesson contains 16 slides, with text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Leerdoel
Je kunt regelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd vervoegen.
Je kunt vragen beantwoorden die betrokken zijn op een tekst die je leest.
Slide 1 - Slide
Antworten A6
1. heißt
2. Macht
3. Spielt
4. feiern
5. kauft
6. tanzt
7. schwimmt
8. reite
9. gehen
10. benutzt
Antworten A7
1. Gehen / ins / Kino
2. Macht / Sport
3. Singt
4. sehe / fern
5. spielt / Fußball
6. sitzt
7. schreibe
8. fahre / Fahrrad
9. reist
10. lesen
Slide 2 - Slide
Antworten A8
1. spielt / Tennis
2. kauft
3. Lest
4. Bist
5. bestellt
6. reiten
7. höre / Musik
8. chatten
9. spielen
10. macht
Antworten A9
1. fragen - gefragt
2. kaufen - gekauft
3. reservieren - reserviert
4. spielen - gespielt
5. turnen - geturnt
6. tun - getan
7. gehen - gegangen
8. fahren - gefahren
9. schreiben - geschrieben
10. schwimmen - geschwommen
Slide 3 - Slide
Antworten A10
1. Hat / organisiert
2. Habt / gefeiert
3. haben / ferngesehen
4. Hast / gelesen
5. Hat / reserviert
6. Ski gefahren
7. geschwommen
8. haben / gegeben
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Het voltooid deelwoord (Partizip)
Zwakke ww:
ge+stam+t
hören -> gehört
machen -> gemacht
Slide 9 - Slide
Het voltooid deelwoord (Partizip)
ww op -ieren
stam + t
fotografieren -> fotografiert
trainieren -> trainiert
Slide 10 - Slide
Het voltooid deelwoord (Partizip)
sterke ww
-> onregelmatig. Je moet ze dus leren.
tun - getan
fahren - gefahren
gehen - gegangen
schwimmen - geschwommen
schreiben - geschrieben
Slide 11 - Slide
Aufgabe
Machen: Vervoeg de volgende werkwoorden voor alle persoonlijke voornaamwoorden. Schrijf ook het voltooid deelwoord op. "schreiben, reisen, spielen, kaufen, bestellen"
Mit wem? Je mag zachtjes overleggen met je buurman