les 3

• Communicatie
• Beroepsopleiding

voltooide tijd met hebben of zijn?

Ik .... hem gisteren gesproken

1. heb
2. ben

Ik .... het dossier gelezen

1. heb
2. ben

We ....... met de trein gekomen

1. hebben
2. zijn

Zij ...... het ongeluk gezien

1. hebben
2. zijn

Dat evenement ..... gisteren plaatsgevonden

1. heeft
2. is

De situatie ......gelukkig veranderd

1. heeft
2. is

Het aantal studenten ..... dit jaar gestegen

1. heeft
2. is
3. hebben
4. zijn

Ik ... in 2000 met mijn partner getrouwd

1. heb
2. ben

Mijn vakantie ..... 2 weken geleden begonnen

1. heeft
2. is

Helaas ..... ik voor mijn rijexamen gezakt

1. heb
2. ben