mavo 3 - chapitre 3 grammaire H poser des questions

• Frans
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

Bienvenue Mavo 3!

PROGRAMME

Grammaire H: poser des questions

Aan het eind van de les:

- kan ik een zin op drie manieren vragend maken;

- ken ik de Franse vraagwoorden;

Tu sais poser une question?

Tu vas à l'école.
Maak de zin vragend.

Comment poser une question?

Poser une question

Il y a trois manières - Er zijn drie manieren!

1. Gewone zin:                        Elle est malade?
   
   
2. Inversie:                                Est-elle malade?
   
   
3. Est-ce que toevoegen:  Est-ce qu'elle est malade?

Tu parles français.

1. De zin blijft hetzelfde, je zet er alleen een vraagteken achter en je verandert je toon: tu parles français?
   
   
2. Inversie: je draait de persoonsvorm en het onderwerp om en je zet er een streepje tussen: parles-tu français?
   
   
3. Je zet 'est-ce que' voor de zin: est-ce que tu parles français?

Maak de zin vragend op drie manieren.

Tu veux devenir policier.

Welke vraag is een inversie/omkering?

1. Vous parlez francais?
2. Parlez-vous francais?
3. Parlez vous francais?
4. Est-ce que vous parlez francais?

Welke zin is GEEN correcte vraagzin?

1. Fais-tu du foot?
2. Tu est-ce que fais du foot?
3. Tu fais du foot?
4. Est-ce que tu fais du foot?

Maak de zin vragend op drie manieren.

Elle choisit l'espagnol.

Maak de zin vragend op drie manieren.

Ils aiment le sport.

Vraagwoorden

Welke vraagwoorden ken je nog in het Frans? Het zijn er 8.

Vraagwoorden

Zinsvolgorde vraagzinnen mét vraagwoord:

1. vraagwoord + est-ce que + gewone zin
   Quand est-ce que tu vas au médécin?
2. gewone zin + vraagwoord
   Tu vas au médécin quand?
3. vraagwoord + gewone zin
   Quand tu vas au médécin?
4. vraagwoord + inversie
   Quand vas-tu au médécin?

Maak de zin vragend met: « waarom »

Tu veux devenir policier.

Maak de zin vragend met: « wanneer »

Vous allez en France.

Welk vraagwoord past het beste op de puntjes?
Tu vas en vacances ... ?
- Je vais en Italie!

Welk vraagwoord past het beste op de puntjes?
Ton anniversaire, c'est .... ?
- C'est le 26 janvier.

Welk vraagwoord past het beste op de puntjes?
.... tu viens à l'école?
- Je viens à l'école en bus.

Welk vraagwoord past het beste op de puntjes?

.... est-ce que tu as choisi le français?
- Parce que je trouve que c'est une belle langue.

Welk vraagwoord past het beste op de puntjes?
Tu as .... de frères?
- J'ai 3 frères.

Welk vraagwoord past het beste op de puntjes?
.... est ton meilleur ami?
- C'est tout à fait Mohamed!

Welk vraagwoord past het beste op de puntjes?

.... tu vas faire ce week-end?
- Je vais visiter ma famille à Lille ce week-end.

Au travail

Faire:

Exercice 30, 31 page 109-110 (30a niet)

Quizlet

Chapitre 1: cliquez-ici

Chapitre 2: cliquez-ici

Chapitre 3: cliquez-ici

Examenidioom FA-NL: cliquez-ici

Examenidioom NL-FA: cliquez-ici