Donderdag 18 februari

1 / 49
next
Slide 1: Slide
ChineesMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide


Inhoud van vandaag:
  • Wie maakt na de vakantie de toets?
  • Huiswerk nakijken
  • Kennen jullie de woordjes al? Even oefenen! 
  • Grammatica van les 9 + Oefenen 

Slide 2 - Slide


Na deze les...

  • Kan je niet alleen in het Chinees vertellen of je broertjes/ zusjes hebt, maar dat ook aan iemand anders vragen; 
  • Kan je het woordje 可是  [kěshì 'maar'] gebruiken; 
  • Kan je het woordje 有 [yǒu 'hebben'] goed ontkennen (met 没 )
  • Kan je op een nieuwe manier vragen stellen met de woordjes 'zijn' en 'hebben': dit doe je door:  ww-ontkenning-ww

Slide 3 - Slide

Over de herkansing:
Donderdag na de vakantie:  4 maart, buiten de lestijden!
(exacte tijd onbekend, roosters nog niet definitief)
Wederom een LessonUp-toets

Slide 4 - Slide

Ga jij de herkansingstoets maken
(of de toets inhalen)?
Ja
Nee

Slide 5 - Poll

Huiswerk nakijken

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Even oefenen...

Slide 19 - Slide

ik

Slide 20 - Drag question

Slide 21 - Drag question

Slide 22 - Drag question

Slide 23 - Drag question

Slide 24 - Slide

可是  kěshì 
  • Betekent ...?

Slide 25 - Slide

可是  kěshì 
  • Betekent 'maar'.

Slide 26 - Slide

可是  kěshì 
  • Betekent 'maar'.
  • Je gebruikt het net als in het Nederlands, 
       het staat dus na de komma. Bijvoorbeeld:
  1.  我喜欢他,可是他不喜欢我。
  2.  我姐姐喜欢学中文,可是她的中文不好。

Slide 27 - Slide

Welk woord komt op de stippellijn?
我是荷兰人,......... 他是法国人。
A
B
没有
C
可是
D

Slide 28 - Quiz

Vertaal naar pinyin of karakters:
“Hij vindt haar leuk,
maar zij vindt hem niet leuk.”

Slide 29 - Open question

Zet in de juiste volgorde:
他是
中文
可是
中国人
他的
不好

Slide 30 - Drag question

Aantallen
  • In het Nederlands bedoel je met 'Ik heb een zus' dat je één zus hebt: 

Slide 31 - Slide

Aantallen
  • In het Nederlands bedoel je met 'Ik heb een zus' dat je één zus hebt: 
  • Als je in het Chinees zegt '我有姐姐' dan kan je bedoelen: 

Slide 32 - Slide

Aantallen
  • In het Nederlands bedoel je met 'Ik heb een zus' dat je één zus hebt: 
  • Als je in het Chinees zegt '我有姐姐' dan kan je bedoelen: 
  1.  dat je één zus hebt;  of
  2.  dat je meerdere zussen hebt. 

Slide 33 - Slide

Aantallen
  • In het Nederlands bedoel je met 'Ik heb een zus' dat je één zus hebt: 
  • Als je in het Chinees zegt '我有姐姐' dan kan je bedoelen: 
  1.  dat je één zus hebt;  of
  2.  dat je meerdere zussen hebt. 
  • Natuurlijk kan je ook specifiek zeggen dat je 3 zussen hebt: maar hoe je dat doet, leer je in les 10!

Slide 34 - Slide

Vertaal:
"你有妹妹吗?"
A
“Heb jij zussen?”
B
"Heb jij een zus?"
C
"Heb jij zusjes?"
D
"Heb jij een zusje?"

Slide 35 - Quiz

有 yǒu 
  • Betekent ...?

Slide 36 - Slide

有 yǒu 
  • Betekent 'hebben'

Slide 37 - Slide

有 yǒu 
  • Betekent 'hebben'
  • Ik heb een broertje / Ik heb broertjes:

Slide 38 - Slide

有 yǒu 
  • Betekent 'hebben'
  • Ik heb een broertje / Ik heb broertjes:      我弟弟。
  • Ontken je met:

Slide 39 - Slide

有 yǒu 
  • Betekent 'hebben'
  • Ik heb een broertje / Ik heb broertjes:      我弟弟。
  • Ontken je met:  ; Ik heb geen broertje(s):  我弟弟。

Slide 40 - Slide

有 yǒu 
  • Betekent 'hebben'
  • Ik heb een broertje / Ik heb broertjes:      我弟弟。
  • Ontken je met:  ; Ik heb geen broertje(s):  我弟弟。

Bijvoorbeeld:     你哥哥吗?
                                     我哥哥。

Slide 41 - Slide

Geef antwoord:
"你有姐姐吗?"
A
“我不有姐姐。”
B
”我没有姐姐。“
C
”我有姐姐。“
D
“我有没姐姐。”

Slide 42 - Quiz

Een nieuwe manier om 
ja/nee-vragen te stellen:

Je kan met de woordjes 
  1. 有 yǒu 'hebben'
  2. 是 shì  'zijn'
Een ja/nee-vraag stellen door:
     werkwoord  -  ontkenning  -  werkwoord

Slide 43 - Slide

Een nieuwe manier om 
ja/nee-vragen te stellen:

Je kan met de woordjes 
  1. 有 yǒu 'hebben'         "有有"         'Heb jij...'
  2. 是 shì  'zijn'                  "是是"         'Ben jij...'
Een ja/nee-vraag stellen door:
     werkwoord  -  ontkenning  -  werkwoord
Dit maakt de zin vragend: je hebt dus geen 吗 nodig!

Slide 44 - Slide


Heb jij broertjes?
  1.  你弟弟
  2. 弟弟?

Ben jij Amerikaans?
  1.  你美国人
  2.  你美国人?

Slide 45 - Slide

En?
Hebben jullie broertjes/zusjes?
Hoe vraag je dat aan iemand?
Hoe geef je antwoord?

Slide 46 - Slide

Huiswerk
Lever dat vóór de volgende les in op Classroom!
(dus vóór dinsdag 2 maart [10:40?])

  • karakters schrijven: blz. 19 en 20  (名字,可是,有,没有)
  • opdrachten 4 + 6 maken: blz. 15

Slide 47 - Slide

Wat heb je deze
les geleerd?

Slide 48 - Mind map

Wat wil je
nog leren?

Slide 49 - Mind map