H3.3 - Laatste les

Ga op de goede plek zitten! Leg het volgende op je tafel: aantekeningenschrift + pen. Je laptop en telefoon gaan in je tas. 

Hallo 3 Mavo! Zorg dat je op de JUISTE plek gaat zitten. Je zorgt ervoor dat je tafel leeg is
timer
4:00
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Ga op de goede plek zitten! Leg het volgende op je tafel: aantekeningenschrift + pen. Je laptop en telefoon gaan in je tas. 

Hallo 3 Mavo! Zorg dat je op de JUISTE plek gaat zitten. Je zorgt ervoor dat je tafel leeg is
timer
4:00

Slide 1 - Slide

Hoofdstuk 2: het weer
Paragraaf 3: Temperatuur

Slide 2 - Slide

bimetaal
  • welk metaal zet meer uit?     
  • het onderste metaal                
  • dit wordt gebruikt in schakelaars               

Slide 3 - Slide

Absolute nulpunt
Dit is de temperatuur waarbij de moleculen helemaal stil liggen.

0 Kelvin
=
- 273 graden Celcius

Slide 4 - Slide

De temperatuur in Kelvin is 350K. Wat is de temperatuur in Celsius?
A
550°C
B
623 °C
C
77°C
D
250°C

Slide 6 - Quiz

Herhaling: Er zijn zes fase-overgangen. 
Plaats telkens de juiste beschrijving naast de fase-overgangen.
stollen/bevriezen
smelten
verdampen
condenseren
rijpen
sublimeren/vervluchtigen
timer
1:30
gasvormig naar vast
vast naar vloeibaar
 vloeibaar naar gasvormig
gasvormig naar vloeibaar
vast naar gasvormig
vloeibaar naar vast

Slide 7 - Drag question

273,15 graden Kelvin
0 graden Kelvin
310 graden Kelvin
0 graden celcius
- 273,15 graden celcius
36,85 graden celcius
583,15 graden celcius

Slide 8 - Drag question

1025 mbar = .......... Kpa
A
1,025 kPa
B
10,25 kPa
C
102,5 kPa
D
1025 kPa

Slide 9 - Quiz

980 mbar = .......... pa
A
9,80 Pa
B
98,0 Pa
C
9.800 Pa
D
98.000 Pa

Slide 10 - Quiz

De vloeistof in een vloeistofthermometer...
A
Krimpt, als de temperatuur stijgt
B
Krimpt, als de temperatuur daalt
C
Zet uit, als de temperatuur stijgt
D
Zet uit, als de temperatuur daalt

Slide 11 - Quiz

De luchtdruk meet je met een .....
A
Thermometer
B
Hygrometer
C
Barometer
D
Manometer

Slide 12 - Quiz

Een bimetaal bestaat uit ijzer en aluminium. Aluminium zet bij verwarming meer uit dan ijzer.
Het bimetaal wordt afgekoeld.
In welke tekening is juist aangegeven hoe het bimetaal zal kromtrekken?
A
A
B
B
C
Zowel A als B mogelijk

Slide 13 - Quiz

Hoe werkt een bimetaal?
A
Twee verschillende stoffen zetten anders uit als de temperatuur stijgt
B
Twee metalen die aan elkaar vast zitten trekken krom omdat ze verschillend uitzetten
C
Het is een metaal dat kromtrekt
D
Het puntje gaat om hoog doordat het lichter wordt door de warmte

Slide 14 - Quiz

Wat is de officiële natuurkundige drukeenheid?
A
mBar
B
atm
C
mm Hg
D
Pa

Slide 15 - Quiz

Wat is GEEN kenmerk van het deeltjesmodel?
A
Moleculen trekken elkaar aan
B
Moleculen bewegen voortdurend
C
Alle stoffen bestaan uit moleculen
D
Sommige stoffen hebben dezelfde moleculen

Slide 16 - Quiz

wat hoort er bij een lage drukgebied?
A
zon, warm, droog
B
sneeuw, koud, ijzel
C
regen, koud, wind
D
tropische temperaturen

Slide 17 - Quiz

Hoge druk of lage druk in bergen?
A
Hoge druk (meer dan 1000 mbar)
B
Lage druk (minder dan 1000 mbar)

Slide 18 - Quiz

Hoe heet deze faseovergang?
A
smelten
B
stollen/bevriezen
C
verdampen
D
condenseren

Slide 19 - Quiz

Volgens het deeltjesmodel bewegen moleculen het snelst in de ...
A
vaste fase
B
vloeibare fase
C
gasfase

Slide 20 - Quiz

welke fase heeft de minste aantrekkingskracht tussen de deeltjes
A
gas
B
vast
C
vloeistof

Slide 21 - Quiz

In een band meet je een overdruk van 0,9bar. Gegeven dat de luchtdruk 1,0 bar is. Wat is de absolute druk?
A
0,9bar
B
0,1bar
C
1,9bar
D
0bar

Slide 22 - Quiz

1000 mbar = ? kPa
A
10
B
100
C
1000
D
10 000

Slide 23 - Quiz

Wat is geen onderdeel van een vloeistofthermometer?
A
Stijgbuis
B
Reservoir
C
Schaalverdeling
D
Bimetaal

Slide 24 - Quiz

De temperatuur is 20°C. Wat is de temperatuur in Kelvin?
A
273 K
B
293 K
C
- 253 K
D
253 K

Slide 25 - Quiz

Volgens het deeltjesmodel bewegen moleculen het snelst in de ...
A
vaste fase
B
vloeibare fase
C
gasfase

Slide 26 - Quiz


wat is de temperatuur?
A
60 graden celcius
B
20 graden celsius
C
0 graden celsius
D
-20 graden celsius

Slide 27 - Quiz

Ga nu zelf aan de slag
Wat? Maak de test jezelf van H2.1 t/m H2.3 
Hoe? Je mag zachtjes overleggen maar ik wil je niet kunnen horen
Hoe lang? Tot het einde van de les
Klaar? Ga leren voor nask1

Slide 28 - Slide