9.1 weerstanden

9.1 weerstanden
Benodigheden
werkboek
pen 
rekenmachine


Tassen op de grond
Telefoons in de tas
Planning

uitleg
lessonup vragen
zelf aan de slag
vragen stellen!!
Jassen in je kluisje
1 / 38
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 3,4

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

9.1 weerstanden
Benodigheden
werkboek
pen 
rekenmachine


Tassen op de grond
Telefoons in de tas
Planning

uitleg
lessonup vragen
zelf aan de slag
vragen stellen!!
Jassen in je kluisje

Slide 1 - Slide

leerdoelen
9.1.1 Je kunt toelichten wat wordt bedoeld met de weerstand van een schakelonderdeel.
9.1.2 Je kunt uitleggen hoe je de totale weerstand van een stroomkring groter kunt maken.
9.1.3 Je kunt beschrijven hoe je de weerstand van een schakelonderdeel kunt bepalen.
9.1.4 Je kunt berekeningen uitvoeren met de spanning, de stroomsterkte en de weerstand.
9.1.5 Je kunt beredeneren of de wet van Ohm van toepassing is op een schakelonderdeel.
9.1.6 Je kunt uit de kleurcode op een weerstandje afleiden hoe groot zijn weerstandswaarde is.

Slide 2 - Slide

Lees in stilte paragraaf 9.1 
Daarna eerst even wat herhaling via vragen.

Slide 3 - Slide

Wat is geen spanningsbron?
A
accu
B
batterij
C
schakelaar
D
dynamo

Slide 4 - Quiz

Een stroom- of Ampéremeter is altijd parallel geschakeld.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Ampèremeter

Slide 6 - Slide

Geleiders
Sommige materialen laten elektriciteit door. Zo'n materiaal noemen we een geleider.  

Alle metalen zijn goede geleiders. Veel gebruikte geleiders zijn koper, ijzer, tin en staal. Maar ook andere metalen zoals aluminium, zilver, goud en kwik geleiden elektriciteit goed. 


Geleiders laten elektriciteit goed door

Slide 7 - Slide

Isolatoren
Bijna alle andere materialen laten elektriciteit niet makkelijk door. 


Dit noemen we een isolator. 


Voorbeelden van isolatoren zijn hout, plastic, rubber, glas, keramiek, steen en vooral lucht.
Isolatoren laten geen elektriciteit door

Slide 8 - Slide

Weerstand
Als er stroom door een apparaat loopt ontstaat er weerstand.

Deze weerstand  in een elektriciteitssnoer is o.a. afhankelijk van: 
1. de lengte; Hoe langer het snoer, hoe groter de weerstand.
2. de dikte; Hoe dunner het snoer, hoe groter de weerstand.
Weerstand is hoe makkelijk of hoe moeilijk de elektronen door een materiaal heen bewegen.

Slide 9 - Slide

Een multimeter meet: 
  • Spanning (volt)
  • Stroomsterkte (Ampère)
  •  Weerstand (Ohm)

Slide 10 - Slide

Wet van Ohm
De elektrische stroomsterkte hangt af van twee dingen:
  • de spanning 
  • de weerstand. 

Spanning kun je vergelijken met de kracht waarmee de elektrische deeltjes vooruit geduwd worden. 

Hoe hoger de spanning, hoe groter de stroomsterkte. 

Hoe groter de weerstand, hoe lager de stroomsterkte. 

Slide 11 - Slide

Wet van Ohm

Slide 12 - Slide

Vragen?
  • Nee ?
  • Dan gaan we er nu mee werken.

Slide 13 - Slide

Stappen
1. Gegeven
2. Gevraagd
3. Formule
4. Berekening
5. Antwoord +eenheid

Slide 14 - Slide

Uitwerking opdracht 
Gegevens:
I = 1,2 A
R= 15 Ohm

Gevraagd:
U

Oplossing:
Spanning = stroomsterkte x weerstand
U = I x R
U = 1,2 x 15
U = 18 V

Slide 15 - Slide

Opdracht 1

Slide 16 - Slide

Wat is het antwoord?

Slide 17 - Open question

Uitwerking opdracht 1

Slide 18 - Slide

Opdracht 2

Slide 19 - Slide

Wat is het antwoord?

Slide 20 - Open question

Uitwerking opdracht 2

Slide 21 - Slide

Opdracht 3

Slide 22 - Slide

Wat is het antwoord?

Slide 23 - Open question

Uitwerking opdracht 3

Slide 24 - Slide

Opdracht 4

Slide 25 - Slide

Wat is het antwoord?

Slide 26 - Open question

Uitwerking opdracht 4

Slide 27 - Slide

Voorbeeld van een weerstand

Slide 28 - Slide

Symbool weerstand
Hoe teken je een weerstand in een schakelschema? 

Je gebruikt het symbool in het plaatje hiernaast. 

Slide 29 - Slide

Waarde van een weerstand
De waarde van een weerstandje kun je bepalen aan de hand van de gekleurde ringen. 

Op het plaatje hiernaast zie je wat de kleurcode van een weerstand betekent. 

Slide 30 - Slide

Ring 4 en evt 5
De 4e (en soms 5e ring) zijn zilver of goud. Dit betekent dat ze een afwijking hebben. Bij zilver is de afwijking 10% en de gouden 5%. 

Slide 31 - Slide

Hoe werken die kleurcodes dan?
In de hieropvolgende plaatjes zie je hoe je stap voor stap de weerstand kunt bepalen door naar de ringen te kijken. 
De eerste afbeelding laat het voorbeeld zien, de 2e, 3e en 4e laten de waarde van de ring zien. 

Slide 32 - Slide

Hier zie je kleuren van de ringen

Slide 33 - Slide

De groene ring geeft een 5 aan

Slide 34 - Slide

De blauwe ring geeft een 6 aan

Slide 35 - Slide

De rode ring geeft 2 nullen aan

Slide 36 - Slide

Bijna klaar
De laatste ring is goud. Dit geeft dus aan dat er een afwijking kan zijn van 5%. 

De weerstand tussen ligt tussen de 
5320 Ohm en 5880 Ohm

Slide 37 - Slide

Aan het werk!
Wat? 9.1 Weerstanden - opdrachten 1 t/m 14
 Waar? in de les en wat niet af is thuis. 

Hoe? Als het bord op rood staat werk je alleen en in stilte.
Als het bord op groen staat mag je fluisterend overleggen met je buurvrouw en buurman. 
Heb je vragen? Steek je hand op en ik kom bij je. 
Klaar? maken test jezelf online van §9.1
Tijd over? alvast lezen §9.2

timer
10:00

Slide 38 - Slide