jaartoets begrippenquizzz

Jaartoets begrippenquizzz
klas 1 hv
1 / 49
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Jaartoets begrippenquizzz
klas 1 hv

Slide 1 - Slide

Wat is akkerbouw?
A
het houden van dieren om als eten te gebruiken
B
Het in de grond stoppen van zaden om de planten uiteindelijk te eten
C
Het jagen op dieren
D
Het plukken van vruchten

Slide 2 - Quiz

Hoe noem je veeteelt en akkerbouw bij elkaar?
A
Landbouw
B
Verbouwen
C
Grondbouw
D
Ook akkerbouw

Slide 3 - Quiz

Wat was er eerder, veeteelt of akkerbouw?
A
Veelteelt
B
Akkerbouw

Slide 4 - Quiz

Wat is GEEN gevolg van
de agrarische revolutie?
A
Er kwamen nieuwe ziektes
B
Er kwamen meer sociale verschillen
C
Men hoefde minder hard te werken dan jager-verzamelaars
D
Mensen kregen meer bezittingen

Slide 5 - Quiz


Wat is de agrarische revolutie?
A
De overgang van jagen naar boeren
B
De overgang van verzamelen naar jagen
C
De overgang van boeren naar steden
D
De overgang van boeren naar verzamelen

Slide 6 - Quiz

eerste steden
oorzaak
gevolg
schrift
agrarische revolutie
bestuur
handel
grote rijken

Slide 7 - Drag question

Zijn onderstaande afbeeldingen oorzaken of gevolgen van de agrarische revolutie? Sleep de afbeelding en naar het juiste antwoord
Oorzaak
Gevolg

Slide 8 - Drag question


Niet alle overblijfselen uit het verleden zijn hetzelfde. Zo zijn er geschreven bronnen en ongeschreven bronnen.

Bij welk antwoord staan alleen maar ongeschreven bronnen?
A
schilderijen, oude kranten, boodschappenbriefje, oude foto's
B
kastelen, dagboeken, helmen en films
C
liefdesbrieven, standbeelden, zwaarden en graftombes
D
etensresten, ruïnes, gebruiksvoorwerpen en geluidsopnamen

Slide 9 - Quiz

Monarchie
Tirannie
Democratie
Ostracisme
Met geweld aan de macht
Koning/alleenheerser
Erfelijk
Kleisthenes

Slide 10 - Drag question

Democratie
Monarchie
Tirannie
Aristocratie
Schervengericht
Arme en rijke mannen met burgerrecht mogen stemmen volgens Kleisthenes.
Groep rijke mannen regelen het bestuur.
Vrouwen, slaven en buitenlanders mogen niet stemmen.
Het volk heeft de macht.
Een persoon regelt het bestuur en zoon volgt hem op.
Opvolger kan geen verstand van besturen hebben of zijn macht misbruiken.
Het volk heeft nog steeds geen inspraak.
1 persoon kan zijn macht misbruiken

Slide 11 - Drag question

Welke stelling over feit en mening is goed?
A
een mening kun je niet bewijzen.
B
Bij een feit kan iedereen vaststellen dat het (altijd) klopt of iets echt gebeurd is.
C
Als iedereen dezelfde mening heeft is het een feit.
D
In de geschiedenis zijn geen feiten, omdat iedereen zijn eigen verhaal heeft.

Slide 12 - Quiz

Feit of mening?
De leider van de Egyptische staat was de farao
A
feit
B
mening

Slide 13 - Quiz

Feit of mening

In de prehistorie jaagden ze op wilde dieren.
A
Mening
B
Feit

Slide 14 - Quiz

Wat is GEEN oorzaak van de val van het Romeinse Rijk?
A
Er komen Germaanse koninkrijkjes in het Romeinse Rijk
B
Het Romeinse Rijk valt in twee delen uiteen
C
De grenzen, bv de Limes, worden slecht bewaakt
D
De Romeinen maken Christendom de staatsgodsdienst

Slide 15 - Quiz

Welke uitspraak over de val van het Romeinse Rijk is goed?
A
Het Oost-Romeinse Rijk valt in 1476
B
Het West- Romeinse rijk valt in 1453
C
Het Oost-Romeinse Rijk valt in 476
D
Het West- Romeinse rijk valt in 476

Slide 16 - Quiz

Christendom
Germaans geloof
Heidenen
Kerken
Missionaris
Wodan en Donar
Heilige bomen
Monotheïsme

Slide 17 - Drag question

Sleep het geloof naar de juiste plaats
MONOTHEÏSME
POLYTHEÏSME

Slide 18 - Drag question

Hoe werd het Christendom verspreid?
A
Er werden een heleboel Bijbels gedrukt.
B
Missionarissen reisden rond en verspreidden het verhaal van Jezus.
C
Doordat de Christenen uit Judea zich op verschillende plekken gingen vestigen.
D
Het Christendom bleef alleen in de hoofdstad Rome.

Slide 19 - Quiz

Christendom =
A
Geloof in meerdere goden
B
Geloof in Griekse goden
C
Geloof in de goddelijkheid van de keizer
D
Geloof in één God volgens de leer van Jezus Christus

Slide 20 - Quiz

Gevolg
Oorzaak
Keizer Constantijn besluit tot het het toestaan van het christendom.
Het christendom verspreid zich verder

Slide 21 - Drag question

Wat hoort bij christendom en wat bij islam?
christendom
islam
Koran
Bijbel
Priester
Moskee
Mekka
Mohammed
Kerk

Slide 22 - Drag question

Wat was de rol van de adel in de standenmaatschappij?
A
belasting innen
B
contact met God
C
zorgen voor bescherming
D
zorgen voor de uitvoering van de landbouw

Slide 23 - Quiz

Wat is de juiste volgorde van de standenmaatschappij?
A
De eerste stand was de de geestelijkheid De tweede stand was de adel De derde stand waren de boeren
B
De eerste stand was de adel de tweede stand waren de boeren De derde stand was de geestelijkheid
C
De eerste stand was de adel De tweede stand was de geestelijkheid De derde stand waren de boeren
D
De eerste stand was de geestelijkheid De tweede stand waren de boeren De derde stand was de adel

Slide 24 - Quiz

De standenmaatschappij vindt zijn oorsprong in:
A
De renaissance
B
De middeleeuwen
C
De verlichting
D
De agrarische revolutie

Slide 25 - Quiz

Maak de juiste combinaties m.b.t. de geestelijken
Geestelijke
Monnik
Paus
Priester
Iemand met een functie in de kerk
Iemand in dienst van de kerk
Geestelijke die leeft in een klooster
Hoogste geestelijke leider van de kerk

Slide 26 - Drag question


Wat is niet een van de vijf zuilen 
van de islam?
A
Meedoen aan de ramadan (vasten)
B
Bidden
C
Geen varkensvlees eten
D
Allah en Mohammed eren (geloofsbelijdenis)

Slide 27 - Quiz

Verandering
Continuiteit
Romeinen worden de baas van Israël
Joden geloven in één God
Joden moeten belasting betalen aan de Romeinen

Slide 28 - Drag question

Het gevolg van het drieslagstelsel was
A
dat de boeren horigen werden.
B
dat er minder eten was.
C
dat de grond uitgeput raakte.
D
dat de akkers meer opbrachten.

Slide 29 - Quiz

Wat is GEEN gevolg van het drieslagstelsel?
A
Mensen veranderden de manier waarop zij het land verbouwden
B
Voedsel werd een stuk duurder
C
Er kwam meer voedsel
D
Mensen konden ander werk gaan doen dan boer zijn

Slide 30 - Quiz

Wat is het drieslagstelsel?
A
Een landbouwmethode waarbij de grond in drie delen werd opgesplitst, waarbij elk stuk grond jaarlijks wisselend gebruikt werd.
B
Een tijdverdrijf waarbij ridders met elkaar in gevecht gingen voor roem en eer.
C
Een klus die horigen deden voor hun heer.
D
Een systeem waarbij de grond verdeeld was in domeinen die bewoond en bewerkt werden door heren en boeren.

Slide 31 - Quiz

Oorzaken ontstaan van steden
Gevolgen ontstaan van steden
Geldeconomie
Uitvindingen landbouw
Oprichting Hanze
Toenemende handel
Ontstaan marktplaatsen
Ontstaan ambachten
Kopen van stadsrechten

Slide 32 - Drag question

Sleep de woorden naar de juiste kolom:
De Vroege Middeleeuwen (500-1000)

Tijdvak: 
Monniken & Ridders
De Late Middeleeuwen (1000-1500)

Tijdvak: 
Steden & Staten.
Het feodalisme
Hanze verbond
drieslagstelsel
Keizer Karel de Grote (Frankische Rijk)
Het leenstelsel
ontstaan geldeconomie 
ontstaan agrarisch-stedelijke 
samenleving
het Frankische rijk

Slide 33 - Drag question

Zet de ontwikkelingen in de juisten volgorde
Nieuwe ontwikkelingen zorgen weer voor voedseloverschot

Er ontstond ruilhandel, op markten

Rondom die markten ontstonden steden

Er kwam een geldeconomie 

1
2
3
4

Slide 34 - Drag question


Een voordeel van de Hanze was
A
Dat andere handelaren je hielpen in tijden van ziekte
B
Dat je geen belasting hoefde te betalen in andere Hanzesteden
C
Dat de Hanze zorgde voor jouw opleiding
D
Dat de Hanze jouw salaris betaalde

Slide 35 - Quiz

In 1267 werd de Hanze opgericht. Wat is NIET WAAR over de Hanze?
A
De Hanze was een samenwerking tussen steden.
B
De Hanze leverde de kooplieden veel voordelen op, zoals afspraken over goedkopere prijzen.
C
Bij de Hanze waren veel gildes aangesloten die hun producten zo beter konden verkopen.
D
Door de samenwerking in de Hanze waren schepen beter beveiligd tegen piraten.

Slide 36 - Quiz

Wat is de goede volgorde van oorzaak naar gevolgen?
A
Meer mensen, meer voedsel, meer steden en meer handel
B
Meer steden, meer handel, meer voedsel en meer mensen
C
Meer handel, meer voedsel, meer steden en meer mensen
D
Meer voedsel, meer mensen, meer handel, meer steden

Slide 37 - Quiz

Kan een oorzaak meerdere gevolgen hebben?
A
Ja
B
Nee

Slide 38 - Quiz

Is dit een oorzaak of gevolg van de landbouw?

De jacht was afgenomen

A
Oorzaak
B
Gevolg

Slide 39 - Quiz


Een uitspraak: Het denken en doen van een mens is afhankelijk van zijn achtergrond en de omstandigheden waarin hij zich bevindt.

Welk begrip hoort hierbij?
A
Standpuntgebondenheid
B
Standvastigheid
C
Standhoudendheid
D
Standplaatsgebondenheid

Slide 40 - Quiz

Middeleeuwen of Renaissance?
A
Middeleeuwen
B
Renaissance

Slide 41 - Quiz

Welke jaartallen horen bij de Renaissance?
A
1300-1600
B
1300-1700
C
1300-1500
D
1100-1300

Slide 42 - Quiz

Renaissance of Middeleeuwen?
Dit schilderij is of renaissance of middeleeuwen
A
Renaissance
B
Middeleeuwen

Slide 43 - Quiz

Renaissance betekent
Renaissance betekent:
A
nieuwe interesse voor de oudheid
B
nieuwe interesse voor andere werelddelen
C
nieuwe interesse voor het geloof
D
nieuwe interesse voor de kunst

Slide 44 - Quiz

Middeleeuwen of Renaissance?
A
Middeleeuws
B
Renaissance

Slide 45 - Quiz

Middeleeuwen of Renaissance
A
Renaissance
B
Middeleeuwen

Slide 46 - Quiz

Middeleeuwen of Renaissance?
Middeleeuwen
Renaissance

Slide 47 - Drag question

Onderdeel van de middeleeuwen of de Renaissance? 
Renaissance 
Middeleeuwen 

Slide 48 - Drag question

Middeleeuwen of Renaissance?
Middeleeuwen
Renaissance

Slide 49 - Drag question