Formatieve toets Vocabulary Unit 3 Havo 2

wat betekent (to) make a profit?
1 / 23
next
Slide 1: Open question
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

wat betekent (to) make a profit?

Slide 1 - Open question

Vertaal: opinion

Slide 2 - Open question

3 vormen van liggen
A
lie-lied-lien
B
lie-lay-lain
C
lie-lying-lied
D
lie-layd-lain

Slide 3 - Quiz

Vertaal: pricey

Slide 4 - Open question

Vertaal: furniture

Slide 5 - Open question

De 3 vormen van langskomen
A
come round-come round-came round
B
come round-coming round-came round
C
comes round-came round-came round
D
come round-came round-come round

Slide 6 - Quiz

Vertaal: checkout

Slide 7 - Open question

Vertaal: distracted

Slide 8 - Open question

Vertaal : zelden

Slide 9 - Open question

Vertaal: zakgeld

Slide 10 - Open question

Schrijf de 2 vormen op van scheuren

Slide 11 - Open question

Schrijf de 3 vormen op van uitlenen

Slide 12 - Open question

Vertaal : gezellig

Slide 13 - Open question

Vertaal: Wilde u altijd al zakenvrouw worden?

Slide 14 - Open question

Vertaal: Ik kan niets bedenken dat ik liever zou doen met mijn geld.

Slide 15 - Open question

Vertaal: Ik heb grote bewondering voor wat u doet.

Slide 16 - Open question

Vertaal: Heb je zin om vanmiddag naar de bioscoop te gaan?

Slide 17 - Open question

Vertaal: I'd love to come but I can't afford it, I'm afraid.

Slide 18 - Open question

Vertaal: I'm not a sensible person like you.

Slide 19 - Open question

Vertaal: What would you rather do? Sit at home by yourself or come round to my house?

Slide 20 - Open question

Maak met het volgende woord zelf een zin: cashpoint card.

Slide 21 - Open question

Maak met het volgende woord zelf een vraag: (to) examine.

Slide 22 - Open question

Maak met het volgende woord een ontkennende zin : (to) hide.

Slide 23 - Open question