Begrijpend lezen bovenbouw

Wat betekent het woord ....?
1 / 18
next
Slide 1: Slide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 8

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Wat betekent het woord ....?

Slide 1 - Slide

'frequent'
Openbaar vervoer moet frequent rijden.
A
Als de bliksem
B
Op rolletjes
C
Herhaaldelijk
D
Makkelijk

Slide 2 - Quiz

'smachten naar'
Mijn ouders smachten naar rust in het huis.
A
Eisen naar
B
Verlangen naar
C
Vragen om
D
Willen naar

Slide 3 - Quiz

'barricade'
De golvende mensenmassa duwde de barricade omver.
A
Loopgraaf
B
Uitkijktoren
C
Straatversperring
D
Kern van de aarde

Slide 4 - Quiz

'contract'
Dit stond niet in mijn contract.
A
Band
B
Aanraking
C
Vriendin, vriend
D
Overeenkomst

Slide 5 - Quiz

'mededeling'
De zangeres maakte een mededeling na haar concert.
A
Uitroep
B
Bekendmaken van informatie
C
Boodschappenlijstje
D
Noodkreet

Slide 6 - Quiz

Welk woord is juist
gespeld?

Slide 7 - Slide


Ik vind mijn buurvrouw best ...
A
arogant
B
arroggant
C
arrogant
D
aroggant

Slide 8 - Quiz


Mijn zus vergat haar ... in de auto.
A
zonebril
B
zonnebril
C
zonnenbril
D
zonbril

Slide 9 - Quiz

De baby was veel ... en had veel ...
A
gegroeid, geleerd
B
gegroeidt, geleerdt
C
gegroeit, geleerd
D
gegroeid, geleert

Slide 10 - Quiz

De klas moet zich gaan ... voor de Cito.
A
foccussen
B
focussen
C
foccussen
D
focusen

Slide 11 - Quiz

De ... is volgens mij kapot, er staat dat het 30°C is in huis.
A
thermomether
B
thermometer
C
termometer
D
termomether

Slide 12 - Quiz

Grammatica

Slide 13 - Slide

Strompelend lopen de kinderen naar huis.
Welk woord is een onvoltooid deelwoord?
A
Strompelend
B
lopen
C
huis
D
kinderen

Slide 14 - Quiz

De thee is gezet.
De ... thee?
A
gezete
B
gezette
C
gezetde
D
gezetten

Slide 15 - Quiz

Ga jij ook graag naar het zwembad in de zomer?
Welk woord is een persoonlijk voornaamwoord?
A
jij
B
naar
C
de
D
Ga

Slide 16 - Quiz

De oude vrouwen willen de zwerver een muntje geven.
Wat is het gezamenlijk het werkwoordelijke gezegde?
A
willen een muntje geven
B
De oude vrouwen
C
willen de zwerver geven
D
willen geven

Slide 17 - Quiz

Wat kost een tweedehands fiets?
Welk woord is een vragend voornaamwoord?
A
fiets
B
tweedehands
C
Wat
D
kost

Slide 18 - Quiz