Slotles - Test theorie plus inleveren portfolio

Tijd voor de test
Twintig vragen over de identiteit en het gedrag van poëzie
(En stiekem zijn het ook geen twintig vragen, maar ik ben zo dol
op mijn intertekstuele verwijzing naar Wie is de Mol? 
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Tijd voor de test
Twintig vragen over de identiteit en het gedrag van poëzie
(En stiekem zijn het ook geen twintig vragen, maar ik ben zo dol
op mijn intertekstuele verwijzing naar Wie is de Mol? 

Slide 1 - Slide

Wat wil ik van je horen als ik je vraag een PARAFRASE van een gedicht te geven?
A
De inhoud naverteld in eigen woorden
B
Een complete analyse van zowel vormkenmerken als inhoud
C
Een schijnbare tegenstelling
D
Een eigen interpretatie, onderbouwd met regels uit het gedicht

Slide 2 - Quiz

Hoe noem je een strofe van vier regels?

Slide 3 - Open question

Juist of niet juist:
alliteratie en assonantie zijn vormen van rijm
A
juist
B
niet juist

Slide 4 - Quiz

Hoe noem je het rijmschema dat past bij de letters ABAB CDCD?

Slide 5 - Open question

Hoe noem je het inlassen van een zwakbeklemtoonde lettergreep?
(melk -> melluk; film -> fillum)
A
elisie
B
esthetiek
C
epenthesis
D
ellips

Slide 6 - Quiz

Hoe noem je deze vorm van beeldspraak:
"schreeuwende kleuren"

Slide 7 - Open question

Hoe noem je deze vorm van beeldspraak?
"Mijn koelkast is donker en wachten,
eenzaamheid en heimwee."
A
vergelijking met als
B
vergelijking zonder als
C
metafoor
D
personificatie

Slide 8 - Quiz

Welke stijlfiguur zie je NIET in deze strofe?
"Vla, mijn broer,
jij moet hier koud worden
om daar niet te verrotten.
Ik moet hier verrotten
om daar niet koud te worden."
A
antithese
B
hyperbool
C
parallellisme
D
chiasme

Slide 9 - Quiz

Dit alles                                                          
Ik was je kwijt voordat ik je bezat,
ik heb je al gemist voor ik je kende;
er is klaarblijkelijk nog meer ellende
dan ik voor mogelijk gehouden had.


En elke keer dat wij elkaar bekenden,
en alles wat je zogenaamd vergat –
Ik zou iets voor ons willen doen, maar wat
ik doe, het zal zich nooit ten goede wenden.


De ergste droefenis is trouwens pas
gekomen met het vreselijke weten
dat ik je nooit in wezen heb bezeten,
terwijl ik zo bezeten van je was.


Ik wilde dat ik even kon vergeten
hoe onvergetelijk dit alles was.

Vijf vragen bij 'Dit alles' van Jean-Pierre Rawie
(tekst blijft tijdens de vragen te lezen in de PowerPoint in Teams)

Slide 10 - Slide

Wat voor vorm heeft dit gedicht?

Slide 11 - Open question

Dit gedicht is qua vorm een sonnet, al voldoet het niet aan de standaardkenmerken van een sonnet. Leg uit in welk opzicht dit gedicht afwijkt van de meeste sonnetten. Gebruik de term ‘distichon’ in je antwoord.

Slide 12 - Open question

Hoe noemen we het rijmschema van de eerste strofe?
A
gepaard rijm
B
gepaart rijm
C
omarmend rijm
D
gekruist rijm

Slide 13 - Quiz

Citeer een duidelijk voorbeeld van enjambement

Slide 14 - Open question

Welke stijlfiguur herken je in de regel “Ik wilde dat ik even kon vergeten / hoe onvergetelijk dit alles was”?
A
antithese
B
paradox
C
hyperbool
D
pleonasme

Slide 15 - Quiz

Welke term begint je docent te roepen bij de regel "gekomen met het vreselijke weten"?
A
antithese
B
alliteratie
C
metonymia
D
assonantie

Slide 16 - Quiz

Wat vind je van dit gedicht? Waarom?

Slide 17 - Open question

EN NU: INLEVEREN PORTFOLIO-OPDRACHT
In één Worddocument stop je:
1. De readymade uit les 1
2. Het commentaar bij Ellen Deckwitz uit les 2
3. De uitwerking van één van de vier gedichten (inclusief het gedicht dat je zelf n.a.v. de opdrachten gemaakt hebt).
Gewoon verzamelen wat je hebt en inleveren; niets meer toevoegen. Als je les 1 of les 2 afwezig was, dan weet ik dat. 
Inleveren bij 'Opdrachten'  in de ELO. Klaar? Lees in je leesboek.

Slide 18 - Slide