Herhaling Taalverzorging 1

Herhaling Taalverzorging
Hoofletters en leestekens
los of aan elkaar
Samenstellingen 
werkwoordspelling
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Herhaling Taalverzorging
Hoofletters en leestekens
los of aan elkaar
Samenstellingen 
werkwoordspelling

Slide 1 - Slide

Lynn zei: ik heb zin in vakantie!
A
Goed
B
Fout

Slide 2 - Quiz

"Dat begrijp ik niet", zei mijn tante.
A
Goed
B
Fout

Slide 3 - Quiz

16 leerlingen hadden sinds de pasen geen eieren meer gegeten.
A
Goed
B
Fout

Slide 4 - Quiz

Meneer van der Weerd is boos.
A
Goed
B
Fout

Slide 5 - Quiz

Klik op het woord dat je NIET met een hoofdletter schrijft
A
sinterklaas
B
april
C
peter
D
noord-holland

Slide 6 - Quiz

Klik op het woord dat je WEL met een hoofdletter schrijft
A
maandag
B
westen
C
kerstmis
D
paasdag

Slide 7 - Quiz

Klik op het woord dat je NIET met een hoofdletter schrijft
A
julia
B
hema
C
pasen
D
december

Slide 8 - Quiz

Elke dinsdag wordt het ___ opgehaald.
A
huis vuil
B
huisvuil

Slide 9 - Quiz

Bah, wat is dit ___!
A
huis vuil
B
huisvuil

Slide 10 - Quiz

Leon moest invallen voor zijn zieke ___.
A
team genoot
B
teamgenoot

Slide 11 - Quiz

Het hele ___ van de wedstrijd.
A
team genoot
B
teamgenoot

Slide 12 - Quiz

Bekijk de afbeelding. Waarin maakt de spatie verschil in betekenis?

Slide 13 - Slide

Tussenletters in samenstellingen: klik op het goede antwoord
A
Spinnewiel
B
Spinnenwiel

Slide 14 - Quiz

Tussenletters in samenstellingen: klik op het goede antwoord
A
Hogenschool
B
Hogeschool

Slide 15 - Quiz

Tussenletters in samenstellingen: klik op het goede antwoord
A
rijstenpap en stekeblind
B
rijstenpap en stekenblind
C
rijstepap en stekenblind
D
rijstepap en stekeblind

Slide 16 - Quiz

Tussenletters in samenstellingen: klik op het goede antwoord
A
zonnenschijn en groentensoep
B
zonneschijn en groentensoep
C
zonneschijn en groentesoep
D
zonnenschijn en groentesoep

Slide 17 - Quiz

Tussenletters in samenstellingen: klik op het goede antwoord
A
meisjesjaal
B
meisjes sjaal
C
meisjessjaal
D
meisje sjaal

Slide 18 - Quiz

Die oude man uit Spanje (bestellen) het liefst iedere avond tapas.
A
bestelt
B
besteld

Slide 19 - Quiz

Denk je dat bol.com mijn pakje vandaag (thuisbezorgen)?
A
thuisbezorgt
B
thuisbezorgd

Slide 20 - Quiz

Mijn zus (arriveren) morgen in Spanje.
A
arriveert
B
arriveerd

Slide 21 - Quiz

Haar vliegtuig (landen) in Barcelona.
A
landt
B
land

Slide 22 - Quiz

Vorig weekend (kneden) mijn opa en ik dat deeg.
A
kneden
B
kneeden
C
kneedden
D
kneedde

Slide 23 - Quiz

Mijn vader heeft net de nieuwe iPhone (bestellen)
A
bestelt
B
besteld

Slide 24 - Quiz

De (uitrusten) man heeft weer zin om te voetballen.
A
uitgeruste
B
uitgerustte

Slide 25 - Quiz

Joost (worden) op de gang gezet, terwijl haar zus een pizza (bestellen).
A
wordt, bestelt
B
word, bestelt
C
wordt, besteld
D
word, besteld

Slide 26 - Quiz

Mijn moeder (bezorgen) een pakketje en mijn zus (beantwoorden) mijn vraag.
A
bezorgt, beantwoord
B
bezorgd, beantwoord
C
bezorgt, beantwoordt
D
bezorgd, beantwoort

Slide 27 - Quiz

Gisteren (aanvaarden) de buurman zijn (opleggen) straf.
A
aanvaarde, opgelegde
B
aanvaarde, opgelegdde
C
aanvaardde, opgelegte
D
aanvaardde, opgelegde

Slide 28 - Quiz

Wat voor werkwoord?
Rennend ging de peuter naar school.
A
infinitief
B
bijvoeglijk naamwoord
C
onvoltooid deelwoord
D
voltooid deelwoord

Slide 29 - Quiz