eindtoets bewegen klas 2 havo

1 / 41
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Je mag je aantekeningen en rekenmachine bij deze toets gebruiken.

Je hebt voor deze toets 45 minuten de tijd, daarna wordt de toets afgesloten.

Bij de meeste vragen kun je de afbeelding vergroten.




Open vragen: 

- Rond je antwoord af op een heel getal tenzij anders staat aangegeven bij de opdracht, dan rond je af op het aantal decimalen dat staat aangegeven.

- Vul alleen het getal in zonder de eenheid.

- Gebruik in je antwoord een komma, geen punt.

Belangrijk

Slide 2 - Slide

Wat kan je zeggen van de snelheid bij
een eenparige beweging?
Welke uitspraak/ uitspraken is/zijn waar? 
(bekijk de grafiek)

1.) bij een snelheid van 70km/h is de remweg 30m.
2.) Wanneer de snelheid verdubbeld, dan verdubbeld ook de remweg.
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 3 - Quiz

Wat kan je zeggen van de snelheid bij
een eenparige beweging?
Welke afstand heeft de motorrijder uit de afbeelding in het ECHT afgelegd?
A
8,80m
B
10,72m
C
12,64m
D
14,56m

Slide 4 - Quiz

Wat kan je zeggen van de snelheid bij
een eenparige beweging?
Sam bezorgt Pizza's voor domino's. hij rijdt met constante snelheid op zijn scooter en trapt op tijdstip t=1s op de rem, omdat hij valkbij de klant is. Welke S,t-grafiek geeft dit juist weer?
A
Grafiek A
B
Grafiek B
C
Grafiek C
D
Grafiek D

Slide 5 - Quiz

Wat kan je zeggen van de snelheid bij
een eenparige beweging?
Wat kun je zeggen van de snelheid bij een eenparige beweging?
A
de snelheid neemt af
B
de snelheid blijft gelijk
C
de snelheid neemt toe

Slide 6 - Quiz

Wat kan je zeggen van de afstand bij
een eenparige beweging?
Wat kan je zeggen over de toename van de afstand bij een eenparige beweging?
A
de afstand die iedere seconde wordt afgelegd wordt steeds groter
B
de afstand die iedere seconde wordt afgelegd wordt steeds kleiner
C
de afstand die iedere seconde wordt afgelegd Blijft gelijk

Slide 7 - Quiz

Albert fietst 500 meter in 1 minuut en 20 seconden.
Wat is zijn gemiddelde snelheid in km/h?
Albert fietst 500 meter in 1 minuut en 20 seconden.  Wat is zijn gemiddelde snelheid in km/h?
A
6,25
B
22,5
C
0,567
D
416,7

Slide 8 - Quiz

Albert maakt een fietstocht van 1 uur en 45 minuten.
Zijn gemiddelde snelheid is 5 m/s.
Wat is de afgelegde afstand van Albert in km?
Albert maakt een fietstocht van 1 uur en 45 minuten. Zijn gemiddelde snelheid is 5 m/s.  Wat is de afgelegde afstand van Albert in km?
A
7,25
B
31,5
C
26,1
D
8,75

Slide 9 - Quiz

Luke doet mee aan een triatlon. Hij legt de 3,8 km zwemmen af in drie uur, de 180 km fietsen in zes uur en de 42 km marathon in vier uur.

Bereken de gemiddelde snelheid in km/h voor de hele triatlon op 2 decimalen nauwkeurig.
Albert doet mee aan een triatlon. Hij legt de 3,8 km zwemmen af in drie uur, de 180 km fietsen in zes uur en de 42 km marathon in vier uur. Wat is de gemiddelde snelheid in m/s?

A
3,9
B
4,8
C
13,9
D
17,4

Slide 10 - Quiz

Een sprinter legt de 100 meter af in 10 seconden.
Bereken zijn gemiddelde snelheid in km/h.
Albert legt de 100 meter af in 10 seconden.  Bereken zijn gemiddelde snelheid in km/h.
A
10
B
36
C
3,6
D
1000

Slide 11 - Quiz

Luke doet mee aan een triatlon. Hij legt de 3,8 km zwemmen af in drie uur, de 180 km fietsen in zes uur en de 42 km marathon in vier uur.

Bereken de gemiddelde snelheid in km/h voor de hele triatlon op 2 decimalen nauwkeurig.
Bij het serveren haalt de bal van toptennisser Albert een snelheid van 180 km/h. De tennisbal legt een afstand van 20 meter af voordat hij de grond raakt. Bereken de tijd in seconden totdat de bal de grond raakt

Bereken op 1 decimaal nauwkeurig hoeveel seconden de bal over die 20 meter doet.
A
0,1
B
0,4
C
2,5
D
9

Slide 12 - Quiz

Op zijn driewieler heeft Albert
een gemiddelde snelheid van 40 km/h.
In hoeveel seconden legt hij een afstand af van 300 meter?
Op zijn driewieler heeft Albert een gemiddelde snelheid van 40 km/h.  In hoeveel seconden legt hij een afstand af van 300 meter?
A
27
B
7,5
C
300
D
12

Slide 13 - Quiz

Albert doet met zijn vliegtuig over de afstand
Amsterdam - Bangkok (8500 km) 11 uur.
Bereken de gemiddelde snelheid in m/s.
Albert doet met zijn vliegtuig over de afstand Amsterdam - Bangkok (8500 km) 11 uur.  Bereken de gemiddelde snelheid in m/s.
A
772,7
B
93,5
C
214,6
D
59,6

Slide 14 - Quiz

Luke doet mee aan een triatlon. Hij legt de 3,8 km zwemmen af in drie uur, de 180 km fietsen in zes uur en de 42 km marathon in vier uur.

Bereken de gemiddelde snelheid in km/h voor de hele triatlon op 2 decimalen nauwkeurig.
Albert heeft van zijn fietstochtje een grafiek van de totale afstand gemaakt. Bereken de gemiddelde snelheid in km/h.
A
6,9
B
12,5
C
25
D
33,3

Slide 15 - Quiz

Luke doet mee aan een triatlon. Hij legt de 3,8 km zwemmen af in drie uur, de 180 km fietsen in zes uur en de 42 km marathon in vier uur.

Bereken de gemiddelde snelheid in km/h voor de hele triatlon op 2 decimalen nauwkeurig.
Albert  heeft geen zin om te fietsen, dus maakt hij een lange rit met de auto. Om het half uur heeft hij de totaal afgelegde afstand opgeschreven. Bereken de gemiddelde snelheid in m/s op 1 decimaal nauwkeurig.


A
0,1
B
2,1
C
35,4
D
127,3

Slide 16 - Quiz

Luke doet mee aan een triatlon. Hij legt de 3,8 km zwemmen af in drie uur, de 180 km fietsen in zes uur en de 42 km marathon in vier uur.

Bereken de gemiddelde snelheid in km/h voor de hele triatlon op 2 decimalen nauwkeurig.
Welke beweging maakt Albert in de afbeelding?
(hij rijdt achteruit)

A
Stilstand
B
Eenparige (constante) beweging
C
Eenparig vertraagde beweging
D
Eenparig versnelde beweging

Slide 17 - Quiz

Luke doet mee aan een triatlon. Hij legt de 3,8 km zwemmen af in drie uur, de 180 km fietsen in zes uur en de 42 km marathon in vier uur.

Bereken de gemiddelde snelheid in km/h voor de hele triatlon op 2 decimalen nauwkeurig.
Welke beweging maakt Albert in de afbeelding?

A
Stilstand
B
Eenparige (constante) beweging
C
Eenparig vertraagde beweging
D
Eenparig versnelde beweging

Slide 18 - Quiz

Sleep naar de juiste plaats -1
Afstand (S) = blauw
Snelheid (v) = rood

Slide 19 - Drag question

Sleep naar de juiste plaats -3
Afstand (S) = blauw
Snelheid (v) = rood

Slide 20 - Drag question


Welke beweging is in de grafiek getekend ?
A
Eenparige (constante) beweging
B
Eenparig versnelde beweging
C
Eenparig vertraagde beweging
D
Stilstand

Slide 21 - Quiz


Welke beweging is in de grafiek getekend ?
A
Eenparige (constante) beweging
B
Eenparig versnelde beweging
C
Eenparig vertraagde beweging
D
Stilstand

Slide 22 - Quiz


Welke beweging is in de grafiek getekend ?
A
Eenparige (constante) beweging
B
Eenparig versnelde beweging
C
Eenparig vertraagde beweging
D
Stilstand

Slide 23 - Quiz


Wat voor soort beweging is in deel B van de grafiek getekend ?
A
Eenparige (constante) beweging
B
Eenparig versnelde beweging
C
Eenparig vertraagde beweging
D
Stilstand

Slide 24 - Quiz


Wat voor soort beweging is in deel A van de grafiek getekend ?
A
Eenparige (constante) beweging
B
Eenparig versnelde beweging
C
Eenparig vertraagde beweging
D
Stilstand

Slide 25 - Quiz


Wat voor soort beweging is in deel C van de grafiek getekend ?
A
Eenparige (constante) beweging
B
Eenparig versnelde beweging
C
Eenparig vertraagde beweging
D
Stilstand

Slide 26 - Quiz


Wat voor soort beweging is in deel A van de grafiek getekend ?
A
Eenparige (constante) beweging
B
Eenparig versnelde beweging
C
Eenparig vertraagde beweging
D
Stilstand

Slide 27 - Quiz


Wat voor soort beweging is in deel B van de grafiek getekend ?
A
Eenparige (constante) beweging
B
Eenparig versnelde beweging
C
Eenparig vertraagde beweging
D
Stilstand

Slide 28 - Quiz


Wat voor soort beweging is in deel B van de grafiek getekend ?
A
Eenparige (constante) beweging
B
Eenparig versnelde beweging
C
Eenparig vertraagde beweging
D
Stilstand

Slide 29 - Quiz


Wat voor soort beweging is in deel C van de grafiek getekend ?
A
Eenparige (constante) beweging
B
Eenparig versnelde beweging
C
Eenparig vertraagde beweging
D
Stilstand

Slide 30 - Quiz

De stroboscooplamp flitste om de 0,03 seconden. Hoe lang duurt de hele beweging van Albert?
De stroboscooplamp flitste om de 0,03 seconden. Hoe lang duurt de hele beweging van Albert?
A
0,09s
B
0,12s
C
0,15s
D
geen van deze antwoorden is juist

Slide 31 - Quiz

Omrekenen van km/h naar m/s doe je door .....
A
x 3,6
B
: 3,6
C
x 1000
D
: 1000

Slide 32 - Quiz

Hoe groot is de versnelling tijdens de
beweging die je in de grafiek ziet
weergegeven.
A
0,67 m/s^2
B
0,83 m/s^2
C
1,2 m/s^2
D
1,5 m/s^2

Slide 33 - Quiz


A
ΔV = 0,6 m/s
B
ΔV = 1,7 m/s
C
ΔV = 8 m/s
D
ΔV = 15 m/s

Slide 34 - Quiz


A
a = 32 m/s2
B
a = 24 m/s2
C
a = 16 m/s2
D
a = 8 m/s2

Slide 35 - Quiz


A
Vb = 74 m/s
B
Vb = 300 m/s
C
Vb = 26 m/s
D
Vb = 24 m/s

Slide 36 - Quiz


A
ΔV = 1,6 m/s
B
ΔV = 8 m/s
C
ΔV = 32 m/s
D
ΔV = 240 m/s

Slide 37 - Quiz


A
Ve = 7,6 m/s
B
Ve = 19,6 m/s
C
Ve = 79 m/s
D
Ve = 91 m/s

Slide 38 - Quiz

Albert rijdt met een snelheid van 4,7m/s op zijn fiets, lekker genietend van de zon en mooie natuur. Plots denkt hij ca. 150m verder op zijn fietsmaatje te zien. Hij versnelt gedurende 3 seconden met Een versnelling van 1,2m/s^2 in een poging zijn maatje in te halen. Wat is de eindsnelheid van Albert in m/s? Noteer Alleen het antwoord, geen eenheid! Rond af op 1 decimaal.
Gebruik een komma (GEEN PUNT)

Slide 39 - Open question

Albert heeft zijn fietsmaatje, Isaac Newton, ingehaald. Ze fietsen samen verder met een snelheid van 6,2 m/s, maar al snel merkt Albert dat Isaac hem niet goed bij kan houden. De heren gaan langzamer fietsen. Een snelheid van 5,4m/s blijkt ideaal voor Isaac. De heren hebben deze snelheid bereikt binnen 1,3s. Bereken de vertraging in m/s^2. Noteer alleen het antwoord, geen eenheid. Rond indien nodig af op 1 decimaal. Gebruik een komma (GEEN punt).

Slide 40 - Open question

Albert en Isaac besluiten even een tussenstop in te lassen voor een toiletbezoek en wat te drinken. Ze pakken even een terrasje. Ze komen met een snelheid van 3,8m/s aangereden bij het café met terras en komen al snel tot stilstand. De remvertraging van de fietsremmen bedraagt -2,7m/s^2. Hoe lang duurt het voordat de heren tot stilstand zijn gekomen? Geef alleen het antwoord, geen eenheid! Rond je antwoord indien nodig af op 1 decimaal. Gebruik een komma (GEEN punt).

Slide 41 - Open question