Schreiben Les 1

1 / 43
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4-6

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Leerdoelen (Lernziele)
  • Je weet waar je bij het schrijven rekening mee moet houden.
  • Je weet hoe de Duitse zinsopbouw tot stand komt; je kent de basisregels van de eenvoudige en van de samengestelde zin.
  • Je kunt deze regels zelf toepassen(zowel in oefeningen met de losse zinnen als in een samenhangend geheel).

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Typische Fehler
  • Wortreihenfolge/Wortstellung (Verb Haptsatz, Nebensatz)​
  • Das/dass​
  • Wann/wenn​
  • Aber/sondern​



Slide 4 - Slide

Woordvolgorde
  • eenvoudige zinnen
  • samengestelde zinnen

Slide 5 - Slide

Eenvoudige zinnen
In de meeste gevallen is de Duitse zinsopbouw gelijk aan de Nederlandse.

Wij lopen naar de bus. --> Wir laufen zu dem/zum Bus.
Morgen zal hij jou bezoeken. --> Morgen wird er dich besuchen.

Slide 6 - Slide

Samengestelde zinnen
Optie 1: hoofdzin + hoofdzin
Ich möchte ein Jugendbuch lesen, aber ich weiß nicht welches.

--> Ich möchte ein Jugenbuch lesen.
--> Ich weiß nicht welches.


Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Samengestelde zinnen
Optie 2: hoofdzin + bijzin
Ich weiß nicht, ob sie für morgen Konzertkarten hat.

--> Ich weiß nicht.
--> Sie für morgen Konzertkarten hat.

Slide 10 - Slide

Voegwoorden en woordvolgorde
Voegwoorden verbinden woorden, zinsdelen en zinnen met elkaar. 
Er zijn twee categorieën voegwoorden

Categorie 1: voegwoorden hoofdzin + hoofdzin
Categorie 2: voegwoorden hoofdzin + bijzin

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Und jetzt üben wir zusammen

Slide 13 - Slide

Ich habe ein Buch gelesen über die Geschichte von Amerika.
(Klopt de woordvolgorde?)
A
richtig
B
falsch

Slide 14 - Quiz

Ich möchte gern bei Ihnen einen Apfelsaft bestellen.
A
richtig
B
falsch

Slide 15 - Quiz

Welke zin is correct?
A
Dieser Pullover ist gestrickt von meiner Mutter.
B
Ich habe die Nachrichten heute im Radio gehört.

Slide 16 - Quiz

Een voegwoord kan een hoofdzin met een andere hoofdzin verbinden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

Een voegwoord kan een bijzin niet aan een hoofdzin verbinden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

Ich habe einen Bruder und du hast eine Schwester.
Welke woorden zijn onderw. en persv.?
A
ich, hast, Bruder, Schwester
B
ich, habe, Schwester, hast
C
ich, habe, du hast

Slide 19 - Quiz

Ihr möchtet ins Kino gehen, aber ihr habt keine Zeit.
Welke woorden zijn onderw. en persv.?
A
ihr, gehen, ihr habt
B
ihr, möchtet, ihr, habt
C
ihr, möchtet gehen, ihr, habt

Slide 20 - Quiz

Welke bijzin heeft de juiste zinsvolgorde?
A
Ich denke, dass du hast Recht gehabt.
B
Ich denke, dass du Recht gehabt hast.

Slide 21 - Quiz

Welke bijzin heeft de juiste zinsvolgorde?
A
Ich hoffe, dass du im Mai kommen kannst.
B
Ich hoffe, dass du im Mai kannst kommen.

Slide 22 - Quiz

Welke bijzin heeft de juiste zinsvolgorde?
A
Weißt du, wo ich das kaufen kann?
B
Weißt du, wo ich das kann kaufen?

Slide 23 - Quiz

In bijzinnen staat de persoonsvorm in het Duits achteraan.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quiz

Er singt ein Lied .... wir hören zu.
A
da
B
dass
C
oder
D
und

Slide 25 - Quiz

Sie macht immer die Hausaufgaben ...... sie will gute Noten bekommen.
A
trotzdem
B
aber
C
oder
D
denn

Slide 26 - Quiz

Ich kaufe einen Laptop, ........ der alte Laptop kaputt ist.
A
ob
B
oder
C
weil
D
denn

Slide 27 - Quiz

Wir müssen zuerst die Aufgaben machen, ....... wir ins Kino gehen wollen.
A
und
B
bevor
C
während
D
ob

Slide 28 - Quiz

am Bahnhof
zurück
sein Fahrrad
Er ließ

Slide 29 - Drag question

bis Sonnenuntergang
wir wollen
warten

Slide 30 - Drag question

uns
gestern
mit seiner Freundin
besucht
er hat

Slide 31 - Drag question

soll ich
helfen
dir
suchen

Slide 32 - Drag question

nicht
haben
gewusst
er kann das

Slide 33 - Drag question

ob Eva
bekommen
ich weiß nicht
wird
den Auftrag

Slide 34 - Drag question

wartet
bis Morgen
dass er
glaubst du

Slide 35 - Drag question

hören
kommen
ich habe
dich nicht

Slide 36 - Drag question

bis zehn Uhr
habt ihr
müssen 
warten

Slide 37 - Drag question

dass sie
ist
ich höre
gekommen

Slide 38 - Drag question

Maak een correcte zin, let hierbij op de vervoeging van het werkwoord :
Ich / teilnehmen / am Fernunterricht

Slide 39 - Open question

Verbind de volgende zinnen met het voegwoord 'obwohl' (hoewel), zodat een logische zin ontstaat.

Ich bin krank. Ich nehme am Fernunterricht teil.

Slide 40 - Open question

Herbert kann nicht schlafen. - weil - Er hat große Probleme.

Slide 41 - Open question

Hast du dein Lernziel erreicht?
(je kent de juiste woordvolgorde in Duitse zinnen)
A
Ja, ich verstehe es!
B
Ja, ich kann es auch jemanden erklären.
C
Ich finde es noch schwierig, aber bleibe üben !
D
Nein, ich verstehe es noch nicht.

Slide 42 - Quiz

En nu zelf toepassen. 
Ga nu aan de slag. 



Viel Spaß!


Slide 43 - Slide