Zinsleer

1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecundair onderwijs

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

In iedere zin is 'dokter Thyme' onderstreept. In welke zin(nen) is dit ook het onderwerp?
A
alleen in zin 1
B
In zinnen 1 en 4
C
in zinnen 1 en 5
D
in zinnen 1, 3 en 4

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Slide

Hoe kan je het onderwerp van de zin bepalen?
A
Wie/ Wat + pv?
B
Congruentieproef: veranderen in getal
C
Ja/neen-vraag?
D
Het staat steeds in het begin van de zin.

Slide 5 - Quiz

Een ja/neen-vraag gebruik je niet alleen om het onderwerp te vinden. Welk ander zinsdeel kan je d.m.v. deze vraag opsporen? de... (afkorting)

Slide 6 - Open question

Slide 7 - Link

Hoe verklaar je dat redekundig.nl de tweede zin niet kan ontleden?

Slide 8 - Mind map

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Om welke reden is het bepalen van het soort werkwoord zinvol bij zinsleer?

Slide 14 - Mind map

Een zin bestaat eigenlijk uit twee grote delen: het onderwerp en het gezegde. Wat houdt dat laatste in?

Slide 15 - Mind map

Slide 16 - Link

Wat deel van de zin behoort, naast de pv, tot het wwg?
A
aftasten = infinitief
B
aan het aftasten= aan het inf.
C
het aftasten= het + inf.
D
geen van deze mogelijkheden

Slide 17 - Quiz

Behoort AAN tot het wwg of niet?
A
Wel
B
niet

Slide 18 - Quiz

ZICH behoort in deze zin tot het wwg. Hoe heet dit vn weer?
A
persoonlijk vn
B
onbepaald vn
C
wederkerig vn
D
wederkerend vn

Slide 19 - Quiz


A
Alleen MAG behoort tot het wwg.
B
Mag, indrukken en aan te zetten behoren tot het wwg.
C
Mag en indrukken behoren samen tot het wwg.
D
Mag en aan te zetten behoren samen tot het wwg.

Slide 20 - Quiz


A
Alleen wordt behoort tot het wwg.
B
Wordt , mengen en gemaakt behoren tot het wwg.
C
Wordt en gemaakt behoren samen tot het wwg.
D
Wordt en mengen behoren samen tot het wwg.

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide


A
Schijnen is hier geen kww en behoort tot het wwg.
B
Schijnen is hier een kww en behoort NIET tot het wwg.

Slide 24 - Quiz

Welk(e) ww behoren naast MOET tot het wwg?

Slide 25 - Open question

Wat vind je in deze zin terug?

Slide 26 - Open question

Welke combinatie komt in deze zin voor?
A
pv + inf
B
pv + inf inf
C
pv+ vd inf
D
pv + pv inf

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

In welke zin(nen) komt een wwg voor en geen nwg?
A
In ALLE zinnen komt een nwg voor.
B
In ENKEL zin 1 komt een wwg voor.
C
In zinnen 1, 2 en 5 komt een wwg voor.
D
In zinnen 1 en 2 komt een wwg voor.

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide