5V


5V 

¡Ahí vamos!
1 / 28
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with text slides.

Items in this lesson


5V 

¡Ahí vamos!

Slide 1 - Slide

¡Importante!
  1. Siempre saludas 
  2. Pones tu teléfono en la caja 
  3. Llevas tus libros y un cuaderno de apuntes 
  4. Respetas a los demás 
  5. Vienes a las clases con algo hecho. ¡Solo así te puedo ayudar tener éxito!

Slide 2 - Slide

  • Inicio período 1
  • Ver PTA
Semana 1
Metas

Slide 3 - Slide

Período 1
  • Tussentoets MO
  • EDT formele brief schrijven op PC (neem woordenboek mee!)
  • Handelingsdeel voca + gram (toetsje)

Slide 4 - Slide

Classroom code

ze3qqpy
LessonUp code

Sp1 = lbavg
Sp5 = gbxmo

Log in met onderstaande codes in Classroom en LessonUp.

Slide 5 - Slide

Ejercicio (1)
¿Qué?





¿Cómo?

Tiempo

Meta
1) Kies in tweetallen 1 strand naar keuze hier. Vertaal het stukje tekst zo precies mogelijk naar het NL. Gebruik alleen een WOORDENBOEK.
2) Schrijf daarna in eigen woorden 3 zinnen waarin je vertelt wat je leuk vindt aan dit strand; wat je opvalt; wat je minder leuk vindt. 
Gebruik: 'Hoe zinnen te schrijven in het Spaans' (zie link op classroom)

In tweetallen

30 min

Lees-en schrijfvaardigheid weer oppakken na de zomervakantie.

Slide 6 - Slide

Ejercicio (2)
¿Qué?








¿Cómo?
Tiempo
Meta
1) Zoek een tweetal op dat hetzelfde strand gekozen heeft en vergelijk jullie vertalingen. Discusieer over de verschillen en kom samen tot een juiste vertaling. Een ieder moet kunnen uitleggen waarom dit de juiste vertaling is. 

2) Vertel in minimaal 6 zinnen wat jij afgelopen vakantie hebt gedaan en wat je daaraan leuk/niet leuk/interessant etc vond. Gebruik wederom 'Hoe zinnen te schrijven in het Spaans'. Deze zinnen schrijf je echter niet op! Je moet dit mondeling kunnen vertellen. Je mag alleen steekwoorden noteren. 

In tweetallen
15 min
Weer oefenen met Spaans spreken en zelf zinnen proberen te formuleren. 

Slide 7 - Slide

Deberes
  • Estudiar hoja azul con preposiciones 1-44

Slide 8 - Slide

  • Elegir artículo + hoja MO
  • Lijd.vw + meew.vw
  • Carta formal
  • Trabajar
Semana 2
Metas
- je weet wat je moet doen voor je MO
- je snapt hoe het lijd.vw. + meew.vw werkt in het Spaans en kan dit toepassen
- je weet wat er van je verwacht wordt in een formele brief. Hier heb je aantek van gemaakt.
- je hebt aan je opdrachten uit je studiewijzer gewerkt.

Slide 9 - Slide

me
te
lo/la
nos
os 
los/las

Lijd.vw             Meew.vw
- Plek van lijd.vw + meew.vw = VÓÓR het 1e vervoegde ww
- Eerst meew.vw, dan lijd.vw
me
te
le (se)
nos
os 
les (se)

Slide 10 - Slide

Stap 1: Zoek het lijd.vw én/of het meew.vw.
 
Stap 2: Vervang het lijd.vw én/of het meew.vw door het persoonlijke vnm.

Stap 3: Zet het persoonlijke vnw nu vóór het 1e vervoegde werkwoord (of vastplakken achter een heel werkwoord/gebiedende wijs/gerundio).


Let op: 
1. eerst komt het meew.vw (als die er is), daarna het lijd.vw.
2. een dubbele 'l' kan niet (bijv: le + lo), dan gebruik je 'se'. 
Stappenplan

Slide 11 - Slide

Lijd.vw+Meew.vw (opdracht)
Vervang het lijd.vw door het persoonlijk voornaamwoord
  1. ¿Tienes los papeles?                       ……………………………….
  2. ¿Recomienda usted la paella?        ………………………………
  3. ¿Compras el vestido rojo?              ………………………………..
  4. ¿Lees las novelas de Montalbán?    ………………………………

Vervang het lijd.vw door het pers.vnw en zet dit op de juiste plaats
  1. Nunca veo a usted por aquí.            ……………………………………. 
  2. Miriam está arreglando el coche.        …………………………………….
  3. ¡Busca las llaves ahora!                        …………………………………….
  4. Vamos a comprar esa nevera grande. …………………………………….

Slide 12 - Slide

Lijd.vw+Meew.vw (opdracht)
Vervang het lijd.vw door het persoonlijk voornaamwoord
  1. ¿Tienes los papeles?                      ¿Los tienes?
  2. ¿Recomienda usted la paella?       ¿La recomienda?
  3. ¿Compras el vestido rojo?             ¿Lo compras?
  4. ¿Lees las novelas de Montalbán?  ¿Las lees?

Vervang het lijd.vw door het pers.vnw en zet dit op de juiste plaats
  1. Nunca veo a usted por aquí.             Nunca lo/la veo.
  2. Miriam está arreglando el coche.      Miriam lo está arreglando. /Miriam está arreglandolo
  3. ¡Busca las llaves ahora!                       ¡Las busca ahora! / ¡Buscalas ahora!
  4. Vamos a comprar esa nevera grande. La vamos a comprar. /  Vamos a comprarla.

Slide 13 - Slide

Lijd.vw+Meew.vw (opdracht)
Vervang het lijd.vw door het persoonlijk voornaamwoord en geef op een juiste manier antwoord op de vraag:

  1. ¿Tienes los papeles?                      Sí, ……………………………….
  2. ¿Recomienda usted la paella?       No, ………………………………
  3. ¿Compras el vestido rojo?             Sí, ………………………………..
  4. ¿Lees las novelas de Montalbán?  No, ………………………………

Slide 14 - Slide

Lijd.vw+Meew.vw (opdracht)
Vervang het lijd.vw door het persoonlijk voornaamwoord en geef op een juiste manier antwoord op de vraag:

  1. ¿Tienes los papeles?                      Sí, los tengo.
  2. ¿Recomienda usted la paella?       No, no la recomiendo.
  3. ¿Compras el vestido rojo?             Sí, lo compro.
  4. ¿Lees las novelas de Montalbán?  No, no las leo.


Slide 15 - Slide

Lijd.vw+Meew.vw (opdracht)
Vervang het meew.vw door het persoonlijk voornaamwoord
  1. ¿Has comprado los zapatos a los niños?                    Sí,…………………………………..
  2. ¿Has devuelto el coche a tu abuelo?                          Sí,…………………………………..
  3. ¿Anna ha dicho a tí la verdad?                                   Sí,…………………………………..
  4. ¿Habéis pedido la dirección a la compañera nueva? Sí,…………………………………..

Vervang nu het meew.vw én het lijd.vw. door de juiste pers.vnw
  1. ¿Has comprado los zapatos a los niños?                   Sí,…………………………………..
  2. ¿Has devuelto el coche a tu abuelo?                          Sí,…………………………………..
  3. ¿Anna ha dicho a tí la verdad?                                   Sí,…………………………………..
  4. ¿Habéis pedido la dirección a la compañera nueva? Sí,…………………………………..



Slide 16 - Slide

Lijd.vw+Meew.vw (opdracht)
Vervang het meew.vw door het persoonlijk voornaamwoord
  1. ¿Has comprado los zapatos a los niños?    Sí, les he comprado los zapatos.
  2. ¿Has devuelto el coche a tu abuelo?          Sí, le he devuelto el coche.
  3. ¿Anna ha dicho a tí la verdad?                   Sí, Anna me ha dicho la verdad.
  4. ¿Habéis pedido la dirección a la compañera nueva? Sí, le hemos pedido la dirección...
Vervang nu het meew.vw én het lijd.vw. door de juiste pers.vnw
  1. ¿Has comprado los zapatos a los niños?                   Sí, se los he comprado.
  2. ¿Has devuelto el coche a tu abuelo?                          Sí, se lo he devuelto.
  3. ¿Anna ha dicho a tí la verdad?                                  Sí, Anna me la ha dicho.
  4. ¿Habéis pedido la dirección a la compañera nueva? Sí, se la hemos pedido.



Slide 17 - Slide

Carta formal (woordvolgorde)
~In het Spaans is de regel dat alle werkwoorden in de zin bij elkaar staan en dat dan de rest van de zin komt. Tijdsbepaling mag vooraan of achteraan.
         *El lunes he comido una paella con mi familia.
 
~Let bij het gebruik van een bijv.nw op de volgorde met het zelfst.nw. Het bijv.nw staat er altijd achter, behalve bij hoeveelheden (mucho, poco).
        *Tengo una casa bonita.
        *Tengo muchas casas.
 
~In een ontkennende zin komt het woordje ‘no’ altijd voor het vervoegde werkwoord (de persoonsvorm). *No tengo deberes para mañana.










Slide 18 - Slide

Carta formal (concordantie)
~ In het Spaans past het bijvoeglijk naamwoord (guapo, nuevo, azul)/ bezittelijk voornaamwoord (mi, su, nuestro) en het lidwoord (un, una, el, la) zich aan het geslacht (m/v) en getal (enkelvoud/meervoud) van het zelfstandig naamwoord.

           *Tengo dos faldas nuevas.
           *Nuestros compañeros son simpáticos.
           *Tengo una semana ocupada.

Slide 19 - Slide

Carta formal (vaste formules)
~Het werkwoord IR wordt (bijna) altijd gevolgd door ‘a’ (naar).
               *Vamos a la fiesta.
               *Voy al colegio. (a + el = al)
 
~Vervoersmiddelen gaan met ‘en’. Behalve ‘te voet gaan’.
               *Voy en tren Vamos en avión a Barcelona.
               *¿Vas en bicicleta? Voy al colegio a pie.

~Leeftijd gaat met ‘hebben’= TENER
                *Ik ben 17 jaar. Tengo 17 años.

Slide 20 - Slide

Carta formal (vaste formules)
~Kloktijden en dagdelen
    *Om 3 uur heb ik aardrijkskunde: A las 3 tengo geografía.
    *Om 3 uur ‘s middags heb ik aardrijkskunde A las 3 de la tarde tengo            geografía.
    *’s Middags heb ik aardrijkskunde. Por la tarde tengo geografía.

~Poder = kunnen (komt het je uit)
   *¿Puede usted esta tarde a las cuatro? / *Podría darme información sobre……

~Saber = weten of kunnen (een vaardigheid)
   *¿Sabes hablar inglés? ¿Sabes nadar?/Sé hablar español con fluidez. (Yo sé)

Slide 21 - Slide

Mooie(re) zinnen
1.Quiero seguir un curso de español en su instituto. → Querría
 
2. Yo tengo español para tres años. → Llevo estudiando el español durante tres años.
 
3. Quiero aprender mejor el español. → Quiero mejorar mi español / quiero perfeccionar mi español
 
4. Puede ayudarse mutuamente y mejorar. → Se puede ayudar y mejorar el uno al otro.


Slide 22 - Slide

Mooie(re) zinnen
5. uno curso español → Un curso 
uno kan nooit voor een zelfst nw staan! Dit gebruik je alleen los.
 
6. También me pregunto si, ¿hay otros estudiantes extranjeros? → Quisiera preguntarles si …..

7. Me llamo ....→ Permítame presentarme = goede intro
 
8. Me gustaría hablo el español mejor → Me gustaría hablar el español mejor.
Na constructie met ‘me gusta’ komt altijd het hele ww.


Slide 23 - Slide

Mooie(re) zinnen
9. Me gustaría saber o el curso es … → Me gustaría saber si el curso es …

10. Quiero hablo español muy buen. → Quiero hablar español muy bien

11. El fue un curso… → Fue un curso... (Het was een cursus ....)
‘het’ wordt niet zo letterlijk vertaald in het Spaans. 

12. Encuentro muy divertida→ Me pareció muy interesante

Entusiasto/a en divertido/a niet in een formele brief! Beter: interesado/a of motivado/a

Slide 24 - Slide

Hoe zeg ik...?
1. Ik wil een klacht indienen over …
Quiero presentar una reclamación / una queja sobre…

2. Ik wil graag solliciteren naar de functie van …  
Querría solicitar el puesto de ....

3. Ik beschik over een goede kennis van het Engels en het Spaans. 
Dispongo de un buen conocimiento del inglés y el español.

4. Ik wil mijn Spaans verbeteren.    
Quiero mejorar mi español.

Slide 25 - Slide

Hoe zeg ik...?
5. Ik ben niet tevreden over…     
No estoy satisfecho/-a sobre…
 
6. Wat zijn de kosten van de cursus en waar verblijf ik tijdens deze 2 weken? 
¿Cuánto cuesta el curso y dónde seré alojado durante estas dos semanas? 

7.  Ik kan goed met jonge mensen opschieten.  
Me llevo bien con gente joven. 

8. Heeft men veel ervaring nodig voor deze functie? 
¿Se necesita mucha experiencia para este empleo?

Slide 26 - Slide

Hoe zeg ik...?
9. De kamer voldeed niet aan mijn verwachtingen. 
La habitación no cumplió con mis expectativas.

10. Ik ben bereid om u nadere informatie te geven 
Estoy dispuesto/-a a darle más información.

11. VWO = enseñanza secundaria preuniversitaria

Slide 27 - Slide

Briefconventies
plaats, datum
Uithoorn, 15 de marzo de 2013

aanhef:
Estimado señor García:
Distinguidos señores: (let bij afsluiting op ‘Les agradezco de antemano..’)

afsluiting:
Atentamente,
Saludos cordiales,
Un cordial saludo,


Slide 28 - Slide