Groepsdynamica CAH

Groepsdynamica
Niveau 4 verpleegkunde
1 / 33
next
Slide 1: Slide
WelzijnMBOStudiejaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Groepsdynamica
Niveau 4 verpleegkunde

Slide 1 - Slide

Doelen
Aan het einde van de les kan je benoemen:
  • wat groepsdynamica is
  • Welke fasen er bij groepsvorming horen

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Groepsdynamiek

Slide 4 - Mind map

Groepsdynamica
Wat is nu groepsdynamica?​

Waarin zit nu de dynamiek?​

Wanneer spreek je van een groep?​

Het sociale geheel.






Slide 5 - Slide

Aspecten binnen een groep
Groepsdynamica zegt iets over de processen in de groep.


Proces aspect​
Omgangsregels, normen en relaties


Taak aspect
De zaken waarmee de groep bezig is en waarover de groep praat. bv gezamenlijk doel 

Slide 6 - Slide

Soorten groepen
  • Primaire groep: Groep in de directe omgeving van de cliënt. (familie, vrienden). Er is sprake van een gevoelsband. 
  • Secundaire groep: Een groep je in terecht komt, bv. sport, klas, werk. De groep heeft vaak een gemeenschappelijk doel. 
  • Formele groep: Niet zelf samengesteld. Leden hebben geen invloed op regels. Bv. binnen een organisatie
  • Informele groep: Groep ontstaat spontaan en is niet verplicht. bv. vriendschappen 
  • Homogene groep: Bestaat uit leden met gelijke kenmerken. Zegt iets over de fysieke kenmerken of zijn overeenkomstig aan de rol van de groepsleden.
  • Hetrogene groep: De  individuele kenmerken verschillen. Vaak is de groep bij elkaar ivm een groepstaak

Slide 7 - Slide

Primaire groep
Secundaire groep
Formele groep
Informele groep
Homegene groep
Hetrogene groep
Groep in de directe omgeving van de cliënt. (familie, vrienden). Er is sprake van een gevoelsband. 
Een groep je in terecht komt, bv. sport, klas, werk. De groep heeft vaak een gemeenschappelijk doel. 
Niet zelf samengesteld. Leden hebben geen invloed op regels. Bv. binnen een organisatie
Groep ontstaat spontaan en is niet verplicht. bv. vriendschappen 
Bestaat uit leden met gelijke kenmerken. Zegt iets over de fysieke kenmerken of zijn overeenkomstig aan de rol van de groepsleden.
De individuele kenmerken verschillen. Vaak is de groep bij elkaar ivm een groepstaak

Slide 8 - Drag question

Veilig groepsklimaat
Zorg voor opgeruimde en gezellige ruimten.
 Geef elke zorgvrager persoonlijke aandacht. Dit kun je zowel verbaal als non-verbaal doen, door bv oogcontact te maken.
 Houd rekening met de persoonlijke wensen en verwachtingen van de ouderen. 

Slide 9 - Slide

Vervolg dia
 Bied elke oudere de ruimte om zijn mening te geven of om juist niets te zeggen.
 Treed zo nodig corrigerend op bij storend gedrag van een van de groepsleden. Zij zullen elkaar niet snel corrigeren, maar kunnen zich wel aan elkaar gaan ergeren.
 Observeer en maak problemen in de groep of in je team bespreekbaar.
 Grijp in als er ruzie ontstaat tussen zorgvragers. Een conflict heeft vaak een negatief effect op de sfeer.
 Bied groepsleden structuur, maar ook inspraak in de gang van zaken. Dat betekent dat je met de ouderen moet overleggen.

Slide 10 - Slide

Altijd lid van een groep
Functies: 
Basisbehoefte van een mens om ergens bij te horen. Verschaft identiteit en status.  Wij gevoel. 

Doelen: 
          Taakdoel: een gezamenlijke taak die de groep wil vervullen (werk, sport)
          Sfeerdoel: hoe mensen met elkaar omgaan, samenwerken (bewust en onbewust) 
Sfeer en taakdoelen zijn met elkaar verbonden en beïnvloeden elkaar

Voor en nadelen: 
          Voordelen: verschaft identiteit, geeft gevoel ergens bij te horen
          Nadelen: mensen worden afhankelijk van de groep

Slide 11 - Slide

Groepskarakteristieken 
Groepskarakteristieken bepalen het karakter van de groep. 
  • Groepscultuur: bestaat uit normen en waarden. (formele en informele groepen)
  • Groepssocialisatie:  eigen maken van de groepscultuur
  • Groepsdruk: Iedereen wil ergens bij horen. Negatief en positief
  • Groepscohesie: een groep die een geheel vormt. Iedereen krijgt voldoende ruimte om zichzelf te zijn, taken en verantwoordelijkheden zijn eerlijk verdeeld. 
  • Groepsrollen, activelingen/leiders, sfeermakers, meelopers, dwarsliggers, zondebokken

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Fasen binnen een groep

Slide 14 - Slide

Fasen binnen een groep opzoeken
  1. forming
  2. storming
  3. norming
  4. performing
  5. adjourning

Slide 15 - Slide

Forming
  • De mensen kennen elkaar niet.
  • Er is geen verbondenheid.
  • De aandacht is vooral gericht op de centrale figuur, meestal de officiële   teamleider.
  • In deze fase zal de teamleider zijn autoriteit moeten neerzetten en de   autoriteit uitstralen die de leden van hem verwachten.
  • Of niet…

Slide 16 - Slide

Storming
  • Fase van conflict en chaos.
  • Verschillen, Irritaties en conflicten komen aan de oppervlakte. Worden vaak openlijk uitgespeeld.
  • Elk teamlid streeft zijn eigen standpunten en belangen na.
  • Meer ik-gevoel dan wij-gevoel.
  • Sommige groepsrollen worden duidelijk.

Slide 17 - Slide

Norming
  • De groepsnormen worden duidelijk.
  • Deelnemers accepteren hun groepsrol.
  • Samenwerking komt op gang, de manier waarop wordt soms expliciet vastgelegd.
  • Ieder teamlid wordt zich er van bewust dat hij de ander   nodig heeft.

Slide 18 - Slide

Performing
  • Geen individuen maar teamspelers.
  • Grote betrokkenheid bij elkaar en de teamdoelen.
  • Open communicatie, uitspreken van gevoel en het geven van feedback.
  • Een goed functionerend team.

Slide 19 - Slide

Reforming (evaluatie)
  • Een team zal weer uit elkaar vallen of deelnemers nemen   afscheid.
  • Emoties rond het afscheid.
  • Als het team doorgaat, komen ze opnieuw in de forming   fase.
  • Rollen worden herverdeeld.

Slide 20 - Slide

Elke fase vraagt om een andere interventie

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Herken je fases binnen groepen

Slide 23 - Slide

Wat is groepsdynamica
A
De indeling van de groep
B
Gaat over processen die zich in de groep afspelen
C
de invloeden vanuit de maatschappij
D
Zijn de normen en waarden van een groep

Slide 24 - Quiz

Welke groepsaspecten hebben we behandeld?
A
Proces en doel
B
Individu, taak en doel
C
Proces, taak en doel
D
Proces en taak

Slide 25 - Quiz

Wat is een voordeel van een groep?

Slide 26 - Open question

Wat is een nadeel van een groep?

Slide 27 - Open question

Wat is de basisbehoefte van een mens als het gaat om groepen?

Slide 28 - Open question

Als er sprake is van gelijke kenmerken, tot welke groep behoort iemand dan?
A
Informele groep
B
Homogene groep
C
Secundaire groep
D
Hetrogene groep

Slide 29 - Quiz

Groeps-
karakteristieken

Slide 30 - Mind map

Welke fase hoort er niet bij?
A
forming
B
storming
C
Performing
D
Newforming

Slide 31 - Quiz

In welke fase komt de groep terecht nadat iemand de groep verlaten heeft?
A
Norming
B
Storming
C
Performing
D
Forming

Slide 32 - Quiz

Waarom is het belangrijk om de fasen van een groepsproces te herkennen?

Slide 33 - Open question