theorie bij weektaak 40

theorie bij weektaak 40
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quiz, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

theorie bij weektaak 40

Slide 1 - Slide

week 40 klas 2E/2G Grammatica naamwoordelijk gezegde

Slide 2 - Slide

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
het eerste werkwoord van een zin
B
alle werkwoorden van een zin
C
het laatste werkwoord van een zin
D
de persoonsvorm en het onderwerp samen

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Link

 Werkwoordelijk gezegde
  • Het werkwoordelijk gezegde is een zinsdeel.
  • De persoonsvorm is altijd onderdeel van het werkwoordelijk gezegde, of  soms ook : de pv is het wg
  • Het werkwoordelijk gezegde= alle werkwoorden in de zin.

  • Het werkwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp doet’ of ‘overkomt’.


Slide 5 - Slide

  • Hij loopt naar huis.
  • Hij heeft een prijs gewonnen. 
  • Hij heeft hard geleerd.
 --------------------------------------



het onderwerp ...... iets
  • Hij is een huisarts 
  • Hij wordt ziek.
  • Zij blijft verkouden. 
  • Zij  blijkt afwezig.
  • Zij lijkt een schatje.
  • Hij schijnt slim te zijn.  
---------------------------------------

het onderwerp .......iets 



Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
 Bestaat uit een werkwoordelijk deel en een naamwoordelijk deel. 

Het werkwoordelijk deel   : dat zijn de  werkwoorden uit de zin. 
een  van deze werkwoorden is een vorm van 1  van de 6 koppelwerkwoorden

Het  [naamwoordelijk deel ] bevat een naamwoord : zelfstandig naamwoord                                                                                                            of bijvoeglijk naamwoord 

ng : Hij is [een huisarts]                                                       wg    Hij heeft gefietst  

Slide 8 - Slide

voorbeeldzin 
Dit jaar/ is /Alinde /opnieuw /keepster.
1.  Alinde is of doet ? 
2. Wat is ze ?  
3. is keepster 
4. is [keepster]  








Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

              Koppelwerkwoorden
Zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, 
(en : heten, dunken en voorkomen)

werkwoorden die  informatie koppelen aan het onderwerp 

 een ezelsbruggetje om deze 6  koppelwerkwoorden te onthouden.....=   ...Zwobbels.................... 

Slide 11 - Slide

naamwoordelijk gezegde? 
Stel drie vragen:
  •  1:  één van de  6 (Zwobbbels)  koppelwerkwoorden in de zin? 
  • 2. doet  het onderwerp iets of is/wordt  het onderwerp iets 
  • 3: wordt er iets over toestand’ (ook wel: eigenschap) van het onderwerp gezegd?
  • wat +ow + pv/andere werkwoorden =  nd deel van ng 
Zij    wil /een beroemde zangeres /worden.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

5 keer ng ? 
  1. Het eten is lekker.

2: De bruiloft was gezellig.
3: De blauwe plek is erg groot.
4: Jouw cijfer wordt een voldoende.
5: Je wordt steeds beter.



Slide 14 - Slide

5 keer ng ? 
  1. Het eten is lekker.

2: De bruiloft was gezellig.
3: De blauwe plek is erg groot.
4: Jouw cijfer wordt een voldoende.
5: Je wordt steeds beter.



Slide 15 - Slide

Aan de slag.

Planning NN online   opdrachten maken par. 3 en par. 5 
ze staan klaar bij Planning 


Slide 16 - Slide