Herhalingsles 5, 6 en 14

Herhalingsles 5,6 en 14
- Hoofdletters, persoonsvorm (wat is het en hoe schrijf ik het)
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Herhalingsles 5,6 en 14
- Hoofdletters, persoonsvorm (wat is het en hoe schrijf ik het)

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Wanneer gebruik je geen hoofdletter?
A
Bij indeling van tijd
B
Bij namen van merken en bedrijven
C
Bij een soortnaam van een persoon, mens of dier.

Slide 8 - Quiz

Geef aan, wat is verkeerd geschreven? Let op: denk aan hoofdletters. Op de tweede vrijdag van november hebben we een toets voor nederlands.

Slide 9 - Open question

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Geef aan, hoe schrijf je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd bij ik?

Slide 12 - Open question

Geef aan: hoe schrijf je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd bij u, hij, zij, het?

Slide 13 - Open question

Slide 14 - Slide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
Het vliegtuig (landen) ... op tijd.
A
land
B
landt

Slide 15 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd: Ik (redden) het niet.
A
red
B
redt

Slide 16 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd. (Antwoorden) jij altijd op tijd?
A
Antwoord
B
Antwoordt

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Geef aan: wat is de persoonsvorm? Hij heeft gisteren zijn aardappelen niet opgegeten.
A
Hij
B
Heeft
C
Opgegeten
D
Aardappelen

Slide 22 - Quiz

Bedenk een zin met de persoonsvorm vond.

Slide 23 - Open question

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Tegenwoordige tijd: Ik (zijn) gisteren niet meer geweest.

Slide 26 - Open question

Hij (hebben) vandaag veel aan zijn hoofd.

Slide 27 - Open question

De koning (zijn) voor de troonrede in Den Haag.

Slide 28 - Open question

Ik ben klaar voor de toets!
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll