What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Adverbs / Adjectives
Adverbs vs Adjectives
Grammar
1 / 38
next
Slide 1:
Slide
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
This lesson contains
38 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Adverbs vs Adjectives
Grammar
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Ik weet wat het verschil is tussen een bijvoeglijk naamwoord en een bijwoord.
Ik kan bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden op de juiste manier in een zin gebruiken.
Slide 2 - Slide
Zet het woord tussen haakjes in de juiste vorm:
My father is a ... (careful) driver.
Slide 3 - Open question
Zet het woord tussen haakjes in de juiste vorm:
My father always drives ... (careful).
Slide 4 - Open question
Zet het woord tussen haakjes in de juiste vorm:
Janie is a very ... (pretty) girl.
Slide 5 - Open question
Zet het woord tussen haakjes in de juiste vorm:
Janie can sing ... (good).
Slide 6 - Open question
Zet het woord tussen haakjes in de juiste vorm:
Ferdinand is a ... (bad) football player.
Slide 7 - Open question
Zet het woord tussen haakjes in de juiste vorm:
His football team often plays ... (bad).
Slide 8 - Open question
Zet het woord tussen haakjes in de juiste vorm:
This show is ... (real) funny.
Slide 9 - Open question
Zet het woord tussen haakjes in de juiste vorm:
This test was really ... (hard).
Slide 10 - Open question
Zet het woord tussen haakjes in de juiste vorm:
This dish smells ... (wonderful).
Slide 11 - Open question
Zet het woord tussen haakjes in de juiste vorm:
He tasted the soup ... (hungry).
Slide 12 - Open question
Zet het woord tussen haakjes in de juiste vorm:
The students listened ... (close) to what the teacher said.
Slide 13 - Open question
Snap je dit onderdeel?
Ga verder met je weektaak (zie de werkwijzer op It's Learning)
Slide 14 - Slide
Wat gaan we bekijken?
Wat het verschil is tussen een bijvoeglijk naamwoord en een bijwoord.
Hoe je deze woorden in de juiste vorm zet.
Slide 15 - Slide
Combineer de regel met het woord
Bijvoeglijk naamwoord
Bijwoord
Vertelt wat over een werkwoord
Vertelt wat over een persoon
Vertelt wat over een ding
Vertelt wat over hoe of hoe vaak iets gebeurt
Vertelt iets over een bijwoord
Vertelt iets over een bijvoeglijk naamwoord
Vertelt iets over een zintuigelijke waarneming
Vertelt iets over een (deel van de) zin
Slide 16 - Drag question
Bijvoeglijk naamwoord
Geeft meer informatie over een
zelfstandig naamwoord
(persoon of een ding):
the
old
man
| The
man
is
old
.
the
young
girl
|
That
girl
was
young
.
the
stupid
dog
| My
dog
has always been
stupid
.
the
boring
subject | English
is never
boring
.
Slide 17 - Slide
Bijvoeglijk naamwoord
Geeft meer informatie over een
zintuigelijke waarneming
(hoe iets ruikt / voelt / eruit ziet / smaakt)
:
This dish
smells
great
.
This fabric
feels
fantastic
.
That show
looks
boring
.
These French fries
taste
funny
.
Slide 18 - Slide
Bijvoeglijk naamwoord
Bijvoeglijke naamwoorden met een getal schrijven we vaak met één of meerdere streepjes tussen de woorden:
a fifteen-year-old girl
a twenty-minute walk
a three-week holiday
a 10-minute break
Slide 19 - Slide
Bijwoord
Geeft meer informatie over een
werkwoord
:
He
drove
carefully
.
She
sang
beautifully
.
He
worked
hard
.
She
listened
closely
to what she said.
Slide 20 - Slide
Bijwoord
Geeft meer informatie over een ander
bijwoord
of een
bijvoeglijk naamwoord
:
He drove
extremely
carefully
.
She sang
really
well
.
She was a
very
young
girl.
He kicked the
annoyingly
stupid
dog.
Slide 21 - Slide
Bijwoord
Kan iets over
een (deel van een) zin
zeggen:
This is great
,
especially
for students.
Surely
,
that was a mistake
.
Unfortunately
,
the old man died
in a huge accident.
Slide 22 - Slide
Bijwoord
De meeste bijwoorden vorm je door -
ly
of -
ally
achter het woord te plakken:
The careful driver drove careful
ly
.
The quiet girl spoke quiet
ly
.
The beautiful woman sang beautiful
ly
.
The dramatic movie changed dramatic
ally
.
Slide 23 - Slide
Bijwoord
Let hierbij wel op de spelling:
easy > eas
i
ly
funny > funn
ily
happy > happ
ily
Slide 24 - Slide
Uitzonderingen [1]
Bijvoeglijk naamwoord
Bijwoord
high
a
high
jump
He can jump
high
.
low
a
low
bridge
The plane flew
low
.
far
a
far
land
She can jump
far
.
fast
a
fast
car
She ran
fast
.
wrong
a
wrong
answer
The teacher answered
wrong
.
strange
a
strange
item
He talked
strange
.
good
a
good
singer
Adele sings
well
.
Slide 25 - Slide
Uitzonderingen [2]
De bijwoorden van frequentie (
always, sometimes, never, etc.
) kun je
nooit
als bijvoeglijk naamwoord gebruiken!
Slide 26 - Slide
Combineer de regel met het woord
Bijvoeglijk naamwoord
Bijwoord
Vertelt wat over een werkwoord
Vertelt wat over een persoon
Vertelt wat over een ding
Vertelt wat over hoe of hoe vaak iets gebeurt
Vertelt iets over een bijwoord
Vertelt iets over een bijvoeglijk naamwoord
Vertelt iets over een zintuigelijke waarneming
Vertelt iets over een (deel van de) zin
Slide 27 - Drag question
Ik snap wanneer ik een bijvoeglijk naamwoord of een bijwoord moet gebruiken.
Ja
Nog niet helemaal, maar heb geen hulp nodig.
Nog niet helemaal en wil graag hulp.
Ik snap er helemaal niets van.
Slide 28 - Poll
Zet het woord tussen haakjes in de juiste vorm:
They played ... (nice) together.
Slide 29 - Open question
Zet het woord tussen haakjes in de juiste vorm:
He thought about it ... (careful).
Slide 30 - Open question
Zet het woord tussen haakjes in de juiste vorm:
My baby brother is a ... (happy) boy.
Slide 31 - Open question
Zet het woord tussen haakjes in de juiste vorm:
He speaks very ... (fast).
Slide 32 - Open question
Zet het woord tussen haakjes in de juiste vorm:
My brother always walks ... (quick), even when he's not in a hurry.
Slide 33 - Open question
Zet het woord tussen haakjes in de juiste vorm:
The man died a ... (painful) death.
Slide 34 - Open question
Zet het woord tussen haakjes in de juiste vorm:
... (lucky), the woman survived the accident.
Slide 35 - Open question
Zet het woord tussen haakjes in de juiste vorm:
This changed the situation ... (dramatic).
Slide 36 - Open question
Zet het woord tussen haakjes in de juiste vorm:
I have always been a fan of ... (extreme) sports.
Slide 37 - Open question
Ik kan bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden op de juiste manier in een zin gebruiken.
Ja
Nog niet helemaal, maar heb geen hulp nodig.
Nog niet helemaal en wil graag hulp.
Ik snap er helemaal niets van.
Slide 38 - Poll
More lessons like this
2VE Adjectives + Adverbs
June 2022
- Lesson with
19 slides
Engels
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 2
Oefentoets Unit 5
June 2024
- Lesson with
20 slides
Engels
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2
H2 U4 SB 3.2 - Bijvoeglijk Naamwoorden en Bijwoorden
April 2021
- Lesson with
37 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Oefentoets Unit 5
June 2024
- Lesson with
24 slides
Engels
Middelbare school
vmbo k, t
Leerjaar 2
Unité 4 - Bijwoord
October 2023
- Lesson with
22 slides
Frans
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 3
HA2 Adjectives & adverbs
November 2022
- Lesson with
31 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Het bijwoord klas 3TL
January 2024
- Lesson with
20 slides
Frans
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
bijwoord
May 2024
- Lesson with
36 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3