H9 Sociale structuur

H9 Sociale structuur
1 / 52
next
Slide 1: Slide
Sociologie en psychologieSecundair onderwijs

This lesson contains 52 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

H9 Sociale structuur

Slide 1 - Slide

H9 Sociale structuur p171
2 Sociale stratificatie
 2.1 Factoren
 2.2 Soorten
 2.3 Sociale mobiliteit

Slide 2 - Slide

H9 Sociale structuur p171
Inleiding
1 Sociale groepen
 1.1 Sociale positie
 1.2 Sociale rol en rolgedrag
 1.3 Rolconflict
 1.4 Rolverwarring
 1.5 Sociale status en sociaal aanzien

Slide 3 - Slide

H9 Sociale structuur p171
Bekijk de prenten op p171. Denk even na over volgende vragen. Noteer je antwoord op een apart blad.
  1. Wie behoort er tot jouw ingroup?
  2. Wie plaats je in je outgroup?
  3. Wie plaats je hoger dan jezelf? en op basis van wat?
  4. Wie plaats je op gelijke hoogte?
  5. Wie plaats je eerder lager dan jezelf?

Slide 4 - Slide

1. Sociale groepen p. 172
Oef 1 p172 Lees de stellingen : waar of niet waar?
1. Je sociale klasse bepaalt je muzikale voorkeur.                                                                                                                                             Feit / fictie

  • Feit : de sociale elite houdt bijvoorbeeld eerder van klassieke muziek, reggae, opera, pop en rock, de lagere klasse verkiest schlagers, heavy metal, rap, country en disco.

Slide 5 - Slide

H9 Sociale structuur p171
Inleiding
onderscheid tussen mensen, culturen
                       => gevolg van nature en nurture

=> opdeling op basis van fysieke kenmerken, kledij,... + ook op maatschappelijk vlak ~> sociale klassen op basis van opleiding, inkomen, beroep, status,...

Slide 6 - Slide

1. Sociale groepen p. 172
3. Hogere sociale klassen kiezen eerder voor een toptiennaam voor hun kind.                                                                               Feit / fictie 
   
  • Fictie : de middenklasse kiest eerder voor een toptiennaam, de hogere sociale klassen kiezen vaker voor een traditionele naam. 

Slide 7 - Slide

1. Sociale groepen p. 172
2.  Je sociale klasse heeft invloed op je gezondheid.                                                                                                                                                                                                 Feit / fictie
  • Feit : mensen uit de lagere klasse kiezen vaker voor vet vlees, vet, suiker… Het voedingspatroon van leden van de hogere klasse bestaat eerder uit vis, zuivelproducten, groenten en fruit, de basis van een gezonde voeding. Bovendien roken mensen uit de lagere klassen meer. Dat heeft invloed op hun gezondheid en bijgevolg ook op hun levensverwachting.

Slide 8 - Slide

1. Sociale groepen p. 172
4. Er is een verband tussen de sociale klasse en de supermarkt waar leden van een bepaalde sociale klasse winkelen.

  • Feit : Aldi richt zich eerder op de lagere klasse, terwijl Delhaize eerder gericht is op de hogere klasse.

Slide 9 - Slide

1. Sociale groepen p. 172
5.  Mensen uit de hogere sociale klasse wachten langer om met hun kinderen naar de tandarts te gaan.  

  • Fictie : gemiddeld gaan ouders met hun kind naar de tandarts wanneer het zes jaar is. Bij de lagere sociale klasse wachten ze langer. De hogere sociale klassen gaan ook vaak preventief naar de tandarts.

Slide 10 - Slide

1. Sociale groepen p. 172
7.  Beter opgeleiden lijden vaker aan overgewicht.       

  • Fictie : vaak eten ze gezonder, sporten ze meer … Zo zijn er ongeveer tot twee keer zoveel kinderen met overgewicht in de lagere sociale klasse.

Slide 11 - Slide

1. Sociale groepen p. 172
6. Mensen uit de hogere klassen geven een voorkeur aan joggen als sport.    

  • Feit : uit onderzoek blijkt dat ze daarmee een statement willen maken : ik heb geen tijd om een groepssport te beoefenen.

Slide 12 - Slide

1. Sociale groepen p. 172
8.  Mensen uit de hogere sociale klasse drinken vaker alcohol.          

  • Feit : vooral bij senioren is er een hoog alcoholverbruik.

Slide 13 - Slide

1. Sociale groepen p. 172
9. Huiselijk geweld komt vaker voor in de lagere sociale klasse.  

  • Feit : onder andere het gebrek aan economische middelen zou leiden tot een continu gevoel van stress, wat kan leiden tot geweld binnen het gezin.

Slide 14 - Slide

1. Sociale groepen p. 172
10. Een vrouw uit de hoogste sociale klassen krijgt haar eerste kind gemiddeld rond de leeftijd van 30 jaar. In de laagste sociale klasse is dat rond de 24 jaar.         
  • Feit: vrouwen die moeder worden voor de leeftijd van 23 jaar breken vaak hun opleiding af, hebben lagere inkomens en een hogere kans op een echtscheiding. Dat heeft een groot effect op de levensverwachting.

Slide 15 - Slide

1. Sociale groepen p. 172
We zijn geneigd om mensen in hokjes of sociale klassen in te delen. 

=> geen causaal verband ~> op populatieniveau kloppen de bevindingen, maar het gaat nog steeds over individuen.

Slide 16 - Slide

1. Sociale groepen p. 172
Mensen leven samen 
=> Ontstaan relaties => Ontstaan sociale groepen
Merton : indeling groepen
2 criteria :
        1. Al dan niet gemeenschappelijke waarden
       2. Al dan niet interactie




Slide 17 - Slide

1. Sociale groepen p. 173
Oef2 p173 Vul de tabel aan. Zet een kruisje als er sprake is van gemeenschappelijke waarden en/of interactie. Bedenk zelf telkens een voorbeeld.

  • ~> voorbeeld op volgende slide.


Slide 18 - Slide

1. Sociale groepen p. 173




=> Sociale structuur = vorm van georganiseerd samenleven
             => Verzameling geordende relaties
             => Mensen, groepen, instituties

Slide 19 - Slide

1. Sociale groepen p. 173
1.1 Sociale positie

= Plaats binnen groep of samenleving

Oef3 p173 Welke sociale positie vervul je op school?
  • Leerling
=> Lidmaatschap groep = Sociale positie t.o.v. elkaar innemen
Levenslang <-> tijdelijk                      Verworven <-> toegewezen



Slide 20 - Slide

1. Sociale groepen p. 173
Oef4 p173 Vul de tabel aan. Kies uit de mogelijkheden.

Slide 21 - Slide

1. Sociale groepen p. 173
Oef4 p173 Vul de tabel aan. Kies uit de mogelijkheden.

  • Voorbeeld op volgende slide.

Slide 22 - Slide

1. Sociale groepen p. 174
Positieset
= Alle sociale posities die je inneemt


Oef5 p174 Geef je positieset.
  • Persoonlijk antwoord, bv. leerling, zoon of dochter, lid van een jeugdbeweging, lid van een sportclub …



Slide 23 - Slide

1. Sociale groepen p. 174
1.2 Sociale rol en rolgedrag
Sociale rollen
      => Aan elke sociale positie gekoppeld
      => Verwachtingen rolpartners over invulling positie
=> Via sociale controle : formeel / informeel
Rolgedrag
       => Gedrag dat je o.b.v. positie en rol stelt




Slide 24 - Slide

1. Sociale groepen p. 174
Oef6 p174 Vul de tabel aan : je sociale rol + welk rolgedrag


Slide 25 - Slide

1. Sociale groepen p. 174
Rolmodel => voorbeeldfunctie


~>Voor invulling sociale rol voorbeeld nemen aan anderen :
  • Die we al dan niet persoonlijk kennen
  • Bewust of vaak onbewust
  • Positief of negatief

Slide 26 - Slide

1. Sociale groepen p. 174
Oef7 p174 Geef een voorbeeld van een rolmodel. Welk rolgedrag verwacht je van hem of haar?

  • Rolmodel : bv. bekende vloggers, Instagrammers, maar ook mensen uit de naaste omgeving zoals vrienden, ouders ...
  • Rolgedrag : bv. een gezonde levensstijl hebben (o.a. voldoende eten of geen drugs gebruiken), respectvol met anderen omgaan, ook online (nt schelden)

Slide 27 - Slide

1. Sociale groepen p. 175
Rolpatronen : verwachtingen t.o.v. sociale posities


  • Diepgeworteld
  • Stereotiep
  • Veranderen niet/nauwelijks

Bv. man-vrouwrolpatronen

Slide 28 - Slide

1. Sociale groepen p. 175
Oef8 p175 Noteer in de tabel een aantal taken, bezigheden, verantwoordelijkheden, beroepen … die als typisch vrouwelijk
En mannelijk worden beschouwd.

vrouwelijk
mannelijk
voor de kinderen zorgen
het huishouden doen
verpleegster / kleuterleidster
het gras afrijden, de tuin onderhouden
geld verdienen
bouwvakker/brandweerman

Slide 29 - Slide

1. Sociale groepen p. 175
Emancipatie = ontdoen van bepaald rolpatroon : nieuwe rechten verwerven ~> gelijke rechten & behandeling 
Oef 10 p175 concreet voorbeeld :
  • vrouwen wilden (algemeen) stemrecht, holebi’s wilden kunnen trouwen …

Slide 30 - Slide

1. Sociale groepen p. 175
Machtsstrijd : niet langer behoefte om aan stereotiepe beeld te beantwoorden.
maatschappij stelt sociale regels / rol => rollen veranderen
oef 9 p175 Concreet voorbeeld :
  • mannen doen vandaag steeds meer huishoudelijk werk en blijven soms zelfs thuis voor de kinderen. We spreken in dat geval over de ‘nieuwe man’.

Slide 31 - Slide

1. Sociale groepen p. 176
oef 11 p176 Het verhaal van Sem ~> schema intern/extern

Slide 32 - Slide

1. Sociale groepen p. 176
1.3 Rolspanning en rolconflict
Rolspanning : als het onmogelijk is om in je sociale positie tegemoet te komen aan de verwachtingen van anderen in je role set = intern rolconflict : moeilijke balans tussen de verschillende rollen => we combineren verschillende posities : 1 positie ~> extern rolconflict : 2 sociale posities
verduidelijken met voorbeeld : schema oef 11 p176 

Slide 33 - Slide

1. Sociale groepen p. 176
1.4 Rolverwarring
Complexe structuur samenleving -> Verschillende groepen
 => Rolverwachtingen

Rolverwarring = Niet weten hoe je te gedragen omdat je niet kunt kiezen uit passende rolgedrag
bvb laatstejaarsstudent = hoofdleiding Chiro - houding tov lkr

Slide 34 - Slide

1. Sociale groepen p. 177
1.5 Sociale status en sociaal aanzien
Sociale status = Aan iedere sociale positie verbonden
~> Waardering van anderen voor sociale positie :
* Hoe hoger positie -> hoe groter kans macht
* Sociale positie en macht -> invloed sociale status

Sociaal aanzien = Erkenning vervullen sociale rol

Slide 35 - Slide

1. Sociale groepen p. 177
oef 12 p177 schema

Slide 36 - Slide

1. Sociale groepen p. 178
oef 13 p177 tekst + vragen invullen
Geef de verschillende sociale posities van Ilse.
  • Mama, journalist, echtgenoot

Hoe worden al die sociale posities samen genoemd?
  • Positieset


Slide 37 - Slide

1. Sociale groepen p. 179
Geef bij een van die sociale posities van Ilse, de sociale rol, de rolpartner en het rolgedrag aan.
  • Sociale positie: mama
  • Sociale rol: warme moeder, er voor dochter zijn
  • Rolpartner: dochter, echtgenoot
  • Rolgedrag: ze is doodop
  • Mama, journalist, echtgenoot


Slide 38 - Slide

1. Sociale groepen p. 179
Pas het begrip ‘rolpatroon’ toe op Ilse
  • In onze maatschappij is het nog vaak de vrouw die instaat voor de zorg voor de kinderen en daardoor minder gaat werken. Dat zien we ook bij Ilse. Bij haar is het een bewuste keuze om er meer voor haar dochter te zijn.


Slide 39 - Slide

1. Sociale groepen p. 179
Wat bedoelt Ilse ?
  • Vrouwen hebben in de loop van de geschiedenis rechten verworven, maar Ilse vindt dat het tijd is dat moeders ook die strijd aangaan en dat ze hun eigen keuzes moeten durven te maken (zoals minder gaan werken en meer thuis zijn voor de kinderen)


Slide 40 - Slide

1. Sociale groepen p. 179
Rolconflict schema



Slide 41 - Slide

2. Sociale stratificatie p. 179
= verschillen van  groepen die deel uitmaken van sociale structuur
~> Gelaagde of gestratificeerde samenleving = groepen ingedeeld in lagen => Tussen lagen: ongelijkheid
 
= Hiërarchie of maatschappelijke rangorde

Slide 42 - Slide

2. Sociale stratificatie p. 179
2.1 Factoren => Bepalen sociale stratificatie
  • Leeftijd
  • Geslacht
  • Migratiegeschiedenis
  • Gezondheid
  • Burgerlijke staat
  • Socio-eco status (SES) (opleiding, inkomen, beroep, aanzien)

Slide 43 - Slide

2. Sociale stratificatie p. 180
2.1 Factoren => Bepalen sociale stratificatie
oef 14 p180 Bestudeer de bronnen en noteer de factoren :
  1. Geslacht, burgerlijke staat
  2. SES
  3. Leeftijd

Slide 44 - Slide

2. Sociale stratificatie p. 181
2.1 Factoren => Bepalen sociale stratificatie
oef 14 p180 Bestudeer de bronnen en noteer de factoren 4. 

  • 4. Migratiegeschiedenis
  • 5. Gezondheid
  • 6. SES

Slide 45 - Slide

2. Sociale stratificatie p. 181
2.2 Soorten 
=> Verschillende stratificatiesystemen ~ Afhankelijk van maatschappij :
* Traditionele landbouwmaatschappij = standenmaatschappij  of 
* kastensysteem Industriële samenleving = klassenmaatschappij  

Slide 46 - Slide

2. Sociale stratificatie p. 182
2.2.1 Standenmaatschappij
= Vanaf middeleeuwen tot einde vroegmoderne tijd
Drie standen :
1. Clerus of geestelijken ~> veel rechten
2. Adel ~> veel rechten
3. Boeren, handelaars, ambachtslui -> enkel plichten
=> Afkomst (geboorte)


Slide 47 - Slide

2. Sociale stratificatie p. 182
2.2.2 Klassenmaatschappij
Agrarische ->  industriële samenleving
Sinds 19e eeuw
Twee klassen :
* Kapitalisten of bourgeoisie
* (on)geschoolde arbeiders of proletariaat
=> Economische verschillen

Slide 48 - Slide

2. Sociale stratificatie p. 182
2.2.3 Huidige maatschappij
Halverwege 20e eeuw
=> Opkomst sociale zekerheid
Opklimmen naar middenklasse
=>  Ajuinmodel

Slide 49 - Slide

2. Sociale stratificatie p. 183
2.2.3 Huidige maatschappij
Drie klassen
Hogere klasse
Middenklasse
Arbeidersklasse
SES => Meritocratische samenleving
~> Maar: rol afkomst : toenemende kansarmoede


Slide 50 - Slide

2. Sociale stratificatie p. 183

Slide 51 - Slide

1. Sociale groepen p. 172
Merton => 3 groepstypen :
           1. Groep
           2. Sociale categorie
           3. Collectiviteit
Sherif : vierde type
           4. Samenzijn of togetherness situation

Slide 52 - Slide