Bijwoordelijke bepaling

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

pv

wwg

ond

lv

mv

Aan wie/wat + wwg + ond + lv

Wat/wie + wwg + ond

Wie/wat + wwg

Getalproef

Alle ww in de zin

Tijdproef

Ik gaf mijn moeder gisteren een doosje chocolade.

pv

wwg

ond

lv

mv

gaf

gaf

ik

een doosje chocolade

mijn moeder

Bijwoordelijke bepaling

• Vaak hetgeen dat overblijft in de zin.
  
• Geeft antwoord op de vragen: waar, wanneer, waardoor, waarmee, waarnaar, hoe en hoeveel. 
• Zinsdelen die je makkelijk kan weglaten: ook, wel, niet en toch.

Ik gaf mijn moeder gisteren een doosje chocolade.

pv = gaf

wwg = gaf

ond = ik

lv = een doosje chocolade

mv = mijn moeder

bwb = gisteren

Ik ga vanmiddag Netflix kijken bij een vriendin.

pv = ga

wwg = ga kijken

ond = ik

lv = Netflix

mv = x

bwb = bij een vriendin

Mijn hond is vanmorgen niet uitgelaten.

pv = is

wwg = is uitgelaten

ond = mijn hond

lv = x

mv = x

bwb = vanmorgen, niet

Aan de slag!

Maak opdracht 1 t/m 4 op bladzijde 217 t/m 220

Klaar? Pak een boek en ga lezen of werk vast verder op bladzijde 263.

Wat heb je altijd in een zin?

1. een lijdend voorwerp
2. werkwoorden
3. een meewerkend voorwerp
4. een bijwoordelijke bepaling

Wat is een bwb in deze zin:
Mijn telefoon laadde niet op.

1. mijn telefoon
2. laadde
3. niet
4. op

Welke vragen stel je als je een bwb wil vinden?

Welk antwoord krijg je als je de vraag wat/wie + wwg + ond stelt?

1. lijdend voorwerp
2. meewerkend voorwerp
3. werkwoordelijk gezegde
4. bijwoordelijke bepaling

Wat is in deze zin de bwb:
Wij gaan shoppen in Alkmaar.

1. Wij
2. gaan
3. shoppen
4. in Alkmaar