BS4: Ademhalen

Ademhaling & Verbranding
Basisstof 1: Stofwisseling
Basisstof 2: Verbranding
Basisstof 3: Het ademhalingsstelsel 
Basisstof 4: Ademhalen
Basisstof 5: Gezonde luchtwegen
Basisstof 6: Ademhaling bij dieren 
1 / 17
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Ademhaling & Verbranding
Basisstof 1: Stofwisseling
Basisstof 2: Verbranding
Basisstof 3: Het ademhalingsstelsel 
Basisstof 4: Ademhalen
Basisstof 5: Gezonde luchtwegen
Basisstof 6: Ademhaling bij dieren 

Slide 1 - Slide

Lesplan
  • Opdrachten bespreken BS3
  • Uitleg basisstof 4
  • Aan de slag
  • Afsluiting

Slide 2 - Slide

Opdracht 3
In afbeelding 7 zie je een schematische doorsnede van de luchtpijp en de slokdarm.
a. Zet de namen bij de genummerde delen.
In welk deel komt slijmvliezen met trilharen voor?
  • Deel 2 
Welke functie heeft deel 1?
  • Deel 1 houd de luchtpijp open

  1. Kraakbeenringen
  2. Luchtpijp
  3. Slokdarm

Slide 3 - Slide

Opdracht 6
Bij peuters en kleuters komt soms een ontsteking van het strotklepje voor. Als gevolg daarvan zwelt het strotklepje op.
Wat kan het gevolg zijn van een opgezwollen strotklepje?
  • De luchtpijp wordt afgesloten waardoor het kind moeilijk kan ademhalen.

Slide 4 - Slide

Opdracht 7
Aardgas is een gas zonder geur. Aan dit gas wordt een geurstof toegevoegd voordat het als brandstof wordt verbruikt in fornuizen en verwarmingsketels. Leg uit waarom dit wordt gedaan.
  • Hierdoor kun je het gas ruiken als je door je neus inademt. Met de reukzintuigcellen neem je dan waar dat er een vreemd gas in de lucht zit. Zo weet je dat de lucht die je inademt mogelijk schadelijk is.
Sommige mensen ademen altijd door de mond. 
bLeg uit dat bij kinderen die altijd door de mond ademen vaker ontstekingen aan de luchtwegen voorkomen dan bij kinderen die door hun neus ademen.
  • Ziekteverwekkers blijven bij kinderen die door hun neus ademen voor een groot deel in het neusslijmvlies achter. Bij mondademhaling gebeurt dit niet en komen er meer ziekteverwekkers in de luchtpijp en bronchiën. Daar kunnen ze ontstekingen veroorzaken.

Slide 5 - Slide

Opdracht 8
Tijdens het zwemmen onder water kun je een snorkel gebruiken om adem te halen (zie afbeelding 10).
Wat zijn de nadelen van ademhalen door een snorkel? Geef er minstens drie.
  • De lucht gaat via de snorkel en de mondholte naar de luchtpijp. Dat betekent dat:
  • De lucht minder wordt verwarmd dan bij neusademhaling;
  • De lucht minder vochtig wordt dan bij neusademhaling;
  • De lucht minder goed wordt gezuiverd dan bij neusademhaling;
  • Je geen gassen kunt ruiken die in de lucht aanwezig zijn.

Slide 6 - Slide

Leerdoelen
Aan het einde van de les kun je: 
  • De verschillen noemen tussen ingeademde lucht en uitgeademde lucht
  • Beschrijven hoe een inademing en een uitademing tot stand komen

Slide 7 - Slide

In- en uitademen:

INademen: zuurstof
route: Neusholte/mondholte -> keelholte -> luchtpijp -> bronchië(n) -> longblaasje -> bloedsomloop 

UITademen: koolstofdioxide + water
route: 
Bloedsomloop -> longblaasje -> bronchië(n) -> Luchtpijp -> keelholte _. neusholte/mondholte

Slide 8 - Slide

Wat doen de longblaasjes:
Zorgen voor de gaswisseling





Wat is gaswisseling?

Gaswisseling = de opname van zuurstof en de afgifte van koolstofdioxide  

Slide 9 - Slide

Ademhalingsspieren 
  • Ademhalingsspieren zijn:  middenrif, de buikspieren, de tussenribspieren en (bij diep ademhalen) de spieren bij het sleutelbeen (zie afbeelding 2). 

Slide 10 - Slide

Borstademhaling

Slide 11 - Slide

Inademing
Uitademing
1. ribben en borstbeen bewegen omhoog
1. ribben en borstbeen bewegen omlaag
2. borstholte wordt groter
2. borstholte wordt kleiner
3. longen worden groter
3. longen worden kleiner
4. lucht stroomt naar binnen
4. luncht stroomt naar buiten
Borstademhaling

Slide 12 - Slide

Buikademhaling

Slide 13 - Slide

Inademing
Uitademing
1. middenrif beweegt omlaag
1. middenrif beweegt omhoog
2. borstholte wordt groter
2. borstholte wordt kleiner
3. longen worden groter
3. longen worden kleiner
4. lucht stroomt naar binnen
4. luncht stroomt naar buiten
Buikademhaling
Doordat het middenrif omlaag gaat, gaan de organen naar voren. 

Slide 14 - Slide

In- en uitademen
 

Slide 15 - Slide

Wat moet er staan? (uitademen)

Slide 16 - Slide

Aan de slag 
  • Wat? Maak opdracht
  • Hoe? Zelfstandig
  • Tijd? Tot het einde van de les 
  • Hulp? Kom naar de bureau van de docent
  • Klaar? Schrijf de begrippen van basisstof 4 in je begrippenschrift

Slide 17 - Slide