Grammatica leerjaar 1 MHV: werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde Geertje

Nederlands

Grammatica



1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Nederlands

Grammatica



Slide 1 - Slide


Lesdoel

Na deze les weten jullie wat het werkwoordelijk gezegde (WG)  en het lijdend voorwerp (LV) is en hoe je het kunt vinden.



Grammatica - zinsdelen

Slide 2 - Slide


Deze les 

Grammatica - zinsontleden 
  • Werkwoordelijk gezegde (wg)
  • Lijdend voorwerp 
  • Afsluitende quiz

Grammatica - zinsdelen

Slide 3 - Slide


Zinsontleden stap voor stap

  1. persoonsvorm
  2. streepjes tussen de zinsdelen
  3. onderwerp
  4. gezegde

Grammatica - zinsdelen

Slide 4 - Slide

Hoe vind je de
persoonsvorm?

Slide 5 - Mind map

Hoe vind je het onderwerp?

Slide 6 - Mind map

Hoe zet je
zinsdeelstrepen??

Slide 7 - Mind map


Zinsontleden stap voor stap








Grammatica - zinsdelen
Joey en Emre klagen al weken over de lockdown.

1. PV =
2. Strepen zetten
3. OW = 

Slide 8 - Slide


Zinsontleden stap voor stap








Grammatica - zinsdelen
Joey en Emre  | klagen | al weken | over de lockdown.

1. PV = klagen
2. Strepen zetten
3. OW = Joey en Emre
4. WG = ??

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video


Werkwoordelijk gezegde

  • zegt wat het onderwerp doet
  • bestaat uit alle werkwoorden in de zin

  • bevat alle onderdelen van een scheidbaar werkwoord
  • aan het & te horen ook bij het WG (als ze voor het werkwoord staan)

Grammatica - zindelen

Slide 11 - Slide


Werkwoordelijk gezegde








Grammatica - zinsdelen
Mijn vader en moeder | willen | nog deze zomer | verhuizen.

1. PV = willen
2. Strepen zetten
3. OW = Mijn vader en moeder 
4. WG = willen verhuizen

Slide 12 - Slide


Opdracht








Grammatica - zinsdelen

- Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zinnen?
- Schrijf het op papier 

1. Sal maakte een salto op de bank.
2. Nisrine en Emma waren ondanks de avondklok uitgegaan.
3. Denise verveelde zich de hele vakantie.
4. Waar voetbalde Sonny afgelopen seizoen?
5. Feline heeft een schitterende presentatie gegeven.
6. Ieder weekend zijn Bengt en Abby aan het volleyballen.
timer
3:00

Slide 13 - Slide


Opdracht








Grammatica - zinsdelen

- Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zinnen?


1. Sal maakte een salto op de bank.
2. Nisrine en Emma waren ondanks de avondklok uitgegaan.
3. Denise verveelde zich de hele vakantie.
4. Waar voetbalde Sonny afgelopen seizoen?
5. Feline heeft een schitterende presentatie gegeven.
6. Ieder weekend zijn Bengt en Abby aan het volleyballen.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video


Naamwoordelijk gezegde

  • zegt wat het onderwerp is
  • bestaat uit een naamwoordelijk en een werkwoordelijk deel
  • bevat altijd een koppelwerkwoord

Grammatica - zinsdelen

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide


Naamwoordelijk gezegde

Grammatica - zinsdelen
 
  • Zit er een koppelwerkwoord in de zin? 
  • Koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijken, blijven, lijken, schijnen (heten, dunken, voorkomen)
  • Ga na of het onderwerp iets is (ng) of iets doet (wg)
  • Wat + pv + ow + overige werkwoorden? = nw deel
  • NG = pv + [nw deel] + overige werkwoorden


Slide 18 - Slide


Naamwoordelijk gezegde








Grammatica - zinsdelen
Voor haar leeftijd blijft Demy vrij klein.

Koppelwerkwoord? -> Ja
Is of doet het onderwerp iets? -> is iets
Dus? -> NG

PV = blijft
OW = Demy
Wat + pv + ow + overige ww -> Wat blijft Demy? -> [vrij klein]
NG = blijft [vrij klein]




Slide 19 - Slide


Naamwoordelijk gezegde








Grammatica - zinsdelen
Aan het eind van groep 8 bleek de Cito-toets behoorlijk pittig voor Tommy.

1. PV = 
2. Strepen zetten
3. OW = 
4. WG/NG = 

Slide 20 - Slide


Naamwoordelijk gezegde








Grammatica - zinsdelen
Aan het eind van groep 8 | bleek | de Cito-toets | behoorlijk pittig | voor Tommy.

1. PV = bleek
2. Strepen zetten
3. OW = de Cito-toets
4. WG/NG? NG = bleek [behoorlijk pittig]

Slide 21 - Slide


Naamwoordelijk gezegde








Grammatica - zinsdelen
De voetbalplaatjes van Albert Heijn zijn bij kinderen een groot succes.

1. PV = 
2. Strepen zetten
3. OW = 
4. WG/NG? 

Slide 22 - Slide


Naamwoordelijk gezegde








Grammatica - zinsdelen
De voetbalplaatjes van Albert Heijn | zijn | bij kinderen | een groot succes.

1. PV = zijn
2. Strepen zetten
3. OW = De voetbalplaatjes van Albert Heijn
4. WG/NG? NG = zijn [een groot succes]

Slide 23 - Slide


Naamwoordelijk gezegde








Grammatica - zinsdelen
Maaike en Terrence zijn al drie jaar enorm verliefd.

1. PV = 
2. Strepen zetten
3. OW = 
4. WG/NG? 

Slide 24 - Slide


Naamwoordelijk gezegde








Grammatica - zinsdelen
Maaike en Terrence | zijn | al drie jaar | enorm verliefd.

1. PV = zijn
2. Strepen zetten
3. OW = Maaike en Terrence
4. WG/NG? NG = zijn [enorm verliefd]

Slide 25 - Slide

Grammatica - zinsdelen
QUIZ 

Slide 26 - Slide


Opdracht








Grammatica - zinsdelen

- Noteer van iedere zin het gezegde 
- Geef ook aan of het NG of WG is.

1. Marc dacht na over zijn toekomst.
2. Overmorgen zijn John en Mike te gast bij Koffietijd.
3. Olivia was haar huiswerk vergeten.
4. Na de examenuitslag was Ryan enorm teleurgesteld.
5. Wie is de beste voetballer ter wereld?
6. Wij gaan dit weekend met de hele klas kamperen.
timer
3:00

Slide 27 - Slide

Grammatica - zinsdelen
1. Marc dacht na over zijn toekomst. 
WG -> Dacht na
2. Overmorgen zijn John en Mike te gast bij Koffietijd.
NG -> zijn [te gast]
3. Olivia was haar huiswerk vergeten.
WG -> was vergeten
4. Na de examenuitslag was Ryan enorm teleurgesteld.
NG -> was [enorm teleurgesteld]
5. Wie is de beste voetballer ter wereld?
NG -> is [de beste voetballer ter wereld]
6. Wij gaan dit weekend met de hele klas kamperen.
WG -> gaan kamperen

Slide 28 - Slide

Zoek het werkwoordelijk gezegde

Hans en Marije gaan voor de tweede keer dit jaar op vakantie.
A
gaan
B
gaan op vakantie
C
op vakantie

Slide 29 - Quiz

Zoek het werkwoordelijk gezegde

Hebben de varkens alles opgegeten?
A
hebben
B
hebben opgegeten
C
de varkens

Slide 30 - Quiz

Zoek het werkwoordelijk gezegde

Mira en Sil zijn een muurtje aan het metselen.
A
zijn
B
zijn metselen
C
zijn aan het metselen

Slide 31 - Quiz

Zoek het werkwoordelijk gezegde

Morgen ga ik echt mijn huiswerk maken.
A
ga
B
ga maken
C
ga huiswerk maken

Slide 32 - Quiz

Zoek het werkwoordelijk gezegde

Morgen bel ik mijn moeder op.
A
bel
B
bel op
C
ik

Slide 33 - Quiz

Zoek het werkwoordelijk gezegde

Welke idioot heeft dat plan verzonnen?
A
Welke idioot
B
heeft
C
heeft verzonnen

Slide 34 - Quiz



Dat was 'm! 

Huiswerk
  • M/H -> H3 -> Grammatica -> Werkwoordelijk gezegde
  • V -> H4 -> Grammatica -> Naamwoordelijk gezegde

Vrijdag: Lijdend voorwerp!

Grammatica - zinsdelen

Slide 35 - Slide