EHBO BSM Havo 4

BSM EHBO
Les 1
1 / 54
next
Slide 1: Slide
Lichamelijke opvoedingMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 54 slides, with interactive quizzes, text slides and 7 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

BSM EHBO
Les 1

Slide 1 - Slide

Waar staat EHBO voor?

Slide 2 - Open question

Waar denk jij aan bij EHBO?

Slide 3 - Mind map

Heb jij al eens te maken met
EHBO gehad?

Slide 4 - Mind map

Doelen
- Je kunt uitleggen wat bedoeld wordt met EHBO.
- Je kent de basisregels bij het verlenen van EHBO.
- Je hebt kennis gemaakt met de rautekgreep, stabiele zijligging, het beoordelen van de ademhaling, reanimeren. 
- Je weet welke blessures aan het skelet er zijn en weet welke hulp je kunt verlenen. 
- Je kent de ICE regel

Slide 5 - Slide

De belangrijke stappen:
1. Let op gevaar.
2. Ga na wat er is gebeurd en daarna wat het slachtoffer mankeert.
3. Stel het slachtoffer gerust en zorg voor beschutting.
4. Zorg voor professionele hulp.
5. Help het slachtoffer op de plaats waar hij ligt of zit.

Slide 6 - Slide

1. Let op gevaar
Tijdens het verlenen van eerste hulp is het belangrijk dat je eerst let op mogelijke gevaren voor jezelf, voor het slachtoffer en voor omstanders.
Hierbij kun je denken aan de volgende maatregelen:
- Uitschakelen van elektriciteit;
- Uitzetten van de motor van de auto, op de handrem zetten van de auto; denk daarbij aan (nog) 
aandoen van een veiligheidsvest;
- Omleiden van verkeer
- Blussen van een beginnende brand.

Slide 7 - Slide

Verplaatsen uit een gevaarlijke situatie
Het kan voorkomen dat je het slachtoffer moet verplaatsen om hem (en jezelf) uit een gevaarlijke situatie te halen.
 Let op: verleen geen hulp als je jezelf daardoor in gevaar brengt; bel dan alleen 112.
Als het slachtoffer niet kan lopen of hinkelen en te groot of te zwaar voor je is om eenvoudig en veilig op te tillen, dan pas je de Rautekgreep toe. Lukt dit ook niet of er is geen tijd, dan mag je het slachtoffer op wat voor manier dan ook verplaatsen.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Oefenen met een klasgenoot
Rautekgreep

Slide 10 - Slide

Welke van deze punten is geen reden om een slachtoffer te verplaatsen?
A
Instortingsgevaar
B
Brand
C
Beschutting tegen weersinvloeden is op de plaats zelf niet mogelijk
D
Ongemakkelijke houding van slachtoffer

Slide 11 - Quiz

De Rautekgreep pas je toe wanneer het slachtoffer niet kan lopen of hinkelen.

Stelling: Als het slachtoffer nog kan hinkelen, loop je mee aan de kant van het letsel.
A
De stelling is juist
B
De stelling is onjuist

Slide 12 - Quiz

2. Ga na wat er is gebeurd
Observeer de situatie en probeer te achterhalen wat er is gebeurd. Kijk naar het slachtoffer: is er sprake van bewusteloosheid, ademhalingsproblemen, bloeding, of andere verwondingen?

- Bewustzijn: Spreek het slachtoffer aan. Vraag bijvoorbeeld: “Hoe gaat het met u?” of “Kunt u me horen?”. Als er geen reactie is, controleer of het slachtoffer bewusteloos is.
- Ademhaling: Kijk of de borstkas op en neer gaat en luister naar ademgeluiden. Als het slachtoffer niet ademt, is reanimatie nodig.
- Bloedingen: Controleer op zichtbare wonden of ernstige bloedingen.
- Pijn en klachten: Vraag aan een bij bewustzijn zijnde slachtoffer waar de pijn zit of wat er precies is gebeurd.

Slide 13 - Slide

3. Omgang met het slachtoffer
Na een ongeluk of bij plotselinge ziekteklachten is het slachtoffer vaak geschrokken, angstig of in paniek en soms ook geprikkeld of agressief. Hij heeft iemand nodig die hem helpt en geruststelt. 

Je kunt een slachtoffer geruststellen door:
- Ervoor te zorgen dat hij je kan zien, bijvoorbeeld door te knielen;
- Door op rustige toon, duidelijk en begrijpbaar met hem te praten, ook als je denkt dat hij niet bij bewustzijn is. Mogelijk kan hij je wel horen;
- Vertel het slachtoffer steeds wat je aan het doen bent of gaat doen, zeker als het slachtoffer je niet kan zien (bijvoorbeeld bij een letsel op de rug);
- Wonden (met verband) af te dekken; veel bloed is een naar gezicht en kan paniek geven bij het slachtoffer en bij omstanders
als dat mogelijk is een fysieke afstand (korte wandeling) te creëren tot het incident, omstanders en/of betrokkenen om het gevoel van normaliteit te herstellen.

Slide 14 - Slide

4. Zorg voor professionele hulp 
Wanneer 112 bellen?
-  Bij een ernstig en/of verkeersbelemmerend ongeval.
 - Bij levensbedreigende situaties: denk hierbij aan hevige benauwdheid, ernstige allergische reactie, inademen van gevaarlijke stoffen, ernstige verwondingen/brandwonden, shock, bloedhoesten of bloedbraken met puur of bijna puur bloed, hevige pijn op de borst of voor het slachtoffer onbekende hartklachten, bewusteloosheid, stoornissen in het bewustzijn (enige tijd) na een ongeval, beroerte (halfzijdige verlamming), ernstige onderkoeling, hitteberoerte of een epileptische aanval
- Een ambulance kan naast spoedeisende handelingen zorgen voor een verantwoord en/of snel vervoer naar een ziekenhuis.

Slide 15 - Slide

112, wat zeg je aan de telefoon?
- Vraag bij voorkeur aan een omstander om 112 te bellen, zodat je zelf met de hulpverlening kunt beginnen.
- Zet (als dit kan) tijdens het bellen met 112 je telefoon op de luidspreker. Dan kan de centralist van de Meldkamer Ambulancezorg (MKA) je zo nodig instructies geven voor jouw handelen. Zorg er dus voor dat je weet hoe je jouw telefoon op de luidspreker kunt zetten.
- Vertel waar er hulp nodig is. Adres/locatie!
- Vertel wat er gebeurd is (soort ongeval).
- Noem het aantal slachtoffers en de letsels. Bij kinderen maak je een schatting van de leeftijd.
- Laat je leiden door de centralist!

Slide 16 - Slide

5. Help het slachtoffer op de plaats waar hij ligt of zit.
 Bijvoorbeeld:
Geen ademhaling → begin direct met reanimatie.
Ernstige bloedingen → probeer het bloeden te stoppen.
Bewusteloosheid → leg het slachtoffer in de stabiele zijligging, mits er geen aanwijzingen zijn voor rug- of nekletsel.

Slide 17 - Slide

Controleren slachtoffer
De drie dingen die je controleert bij eerste hulp zijn:
1. Bewustzijn
Controleer of het slachtoffer bij bewustzijn is. Schud hen voorzichtig bij de schouders en vraag bijvoorbeeld: “Kunt u mij horen?”. Als er geen reactie is, is het slachtoffer mogelijk bewusteloos.
2. Ademhaling
Kijk, luister en voel of het slachtoffer normaal ademt. Doe dit maximaal 10 seconden:
Kijk of de borstkas beweegt.
Luister of je ademhaling hoort.
Voel of er luchtstroom uit de neus of mond komt.
3. Circulatie
Controleer op tekenen van circulatie, zoals:
Huidskleur (bleek, blauw, normaal?).
Voelbare pols (indien getraind in polscontrole).
Reacties op pijnprikkels (bijvoorbeeld door zachtjes te knijpen in een spier).
Als er geen tekenen van circulatie zijn, moet je beginnen met reanimatie.

Slide 18 - Slide

Beoordelen van de ademhaling

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Beoordelen van het bewustzijn
 Benader het slachtoffer in zijn gezichtsveld, Vraag op een luide toon bijvoorbeeld ‘Gaat het?’ en schud tevens voorzichtig aan de schouders.
Er zijn drie reacties mogelijk:
 1. Iemand is goed bij bewustzijn, ook wel ALERT genoemd, wanneer: hij goed wakker is en op zijn omgeving reageert. hij goede antwoorden geeft op je vragen. Bij kinderen mag je ervan uitgaan dat ze alert zijn als ze spelen.
2 Niet-alert, Iemand is bij bewustzijn, maar NIET-ALERT, wanneer:
hij verward, sloom, suf, niet goed wakker is, anders reageert dan anders of wanneer hij om een onduidelijke reden agressief is hij niet of nauwelijks reageert op zijn omgeving, hij met onduidelijke geluiden reageert, kreunt of ongerichte bewegingen maakt
Bel 112 bij sufheid. 
3. Iemand is BEWUSTELOOS, wanneer: hij niet reageert op aanspreken en schudden aan de schouders
hij onderuit gezakt/scheef zit of ligt.  Wat doe je? Laat een omstander 112 bellen en een AED halen. Draai het slachtoffer zo nodig op de rug.  Beoordeel de ademhaling. Als je alleen bent, bel je zelf 112. De AED haal je zelf na het beoordelen van de ademhaling en als de AED vlakbij is. Zet de telefoon op de luidspreker en handel op aanwijzing van de centralist.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Bewusteloos met normale ademhaling
 
Bij een op de rug liggend bewusteloos slachtoffer kan de luchtweg geheel of gedeeltelijk worden afgesloten door het inzakken van de zachte weefsels in de mond en keel, zoals de tong of door braaksel. Dit kan door iemand op de zij te draaien of door de stabiele zijligging worden voorkomen.
Let op: Als het slachtoffer bewusteloos is na een ongeval, leg hem dan pas in de stabiele zijligging als je hem alleen moet laten om 112 te waarschuwen.
Beoordeel continu het bewustzijn en of het slachtoffer nog normaal ademt: blijf op hem letten en observeer de ademhaling. Als je twijfelt, beoordeel je de ademhaling met je handen.
Als je dan nog twijfelt, draai je het slachtoffer op de rug om de ademhaling te controleren met de kinlift.

Slide 23 - Slide

Braken bij rugligging
 Wanneer iemand op de rug ligt, kan hij stikken als hij moet braken of als hij veel bloed in de mond heeft. Je kunt dat horen aan de ademhaling. Je moet het slachtoffer snel op de zij draaien om stikken te voorkomen.
Maak zo mogelijk de mond(holte) schoon voor het terugdraaien.

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Oefen de stabiele zijligging met een klasgenoot.

Slide 26 - Slide

Iemand die niet-alert is, reageert
A
niet op aanspreken en aanschudden.
B
adequaat op vragen
C
verward, is suf en sloom of lijkt diep in gedachten verzonken

Slide 27 - Quiz

Om de ademhaling te beoordelen wordt een bewusteloos slachtoffer op de rug gedraaid.

Stelling: Bij twijfel aan een normale ademhaling mag ook een ongevalsslachtoffer voorzichtig op de rug worden gedraaid.
A
Deze stelling is correct.
B
Deze stelling is niet-correct.

Slide 28 - Quiz

Op straat zie je iemand bewegingsloos liggen. Wat doe je vervolgens?

A
Je controleert of je veilig hulp kunt verlenen.
B
Je vraagt aan omstanders wat er is gebeurd.
C
Je laat 112 bellen en een AED halen.
D
Je spreekt hem aan en schudt aan zijn schouders.

Slide 29 - Quiz

Waarom draai je iemand van de buik op de rug?
A
Het slachtoffer kan op de rug beter braken dan op de buik.
B
Dan kun je goed de ademhaling beoordelen
C
Het slachtoffer ademt dan gemakkelijker.
D
Je kunt dan beter zien of hij bij bewustzijn is of niet.

Slide 30 - Quiz

Wanneer een bewusteloos slachtoffer snakkende adembewegingen maakt en er af en toe een luchtstroom voelbaar is bij de mond is er sprake van een
A
normale ademhaling
B
niet normale ademhaling

Slide 31 - Quiz

Reanimatie
Start borstcompressies
Leg de hiel van één hand in het midden van de borstkas (onderkant borstbeen). Plaats de andere hand er bovenop en houd je armen gestrekt.
Frequentie: Druk 100-120 keer per minuut (ritme van bijvoorbeeld Staying Alive).
Diepte: Druk ongeveer 5-6 cm diep bij een volwassene en laat de borstkas volledig terugveren na elke compressie.
Continuïteit: Stop niet met compressies totdat een AED is aangesloten of professionele hulp arriveert. Mond-op-mondbeademing (indien mogelijk)
Open de luchtweg: Kantel het hoofd licht naar achteren en til de kin omhoog.
Knijp de neus dicht, plaats je mond stevig over die van het slachtoffer, en blaas langzaam lucht in totdat de borstkas omhoog komt.
Doe dit 2 keer, afgewisseld met 30 borstcompressies.
Kun je geen mond-op-mondbeademing geven? Doe dan alleen borstcompressies.

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Video

Luchtwegbelemmering
 Kinderen steken van alles in de mond, zoals pinda’s, knopen, pepermuntjes, klein speelgoed of knoopcelbatterijen.
Deze kleine voorwerpen kunnen de luchtweg afsluiten. Kijk altijd eerst in de mond om een aanwezig voorwerp eruit te halen. 

Uitwendige luchtwegbelemmering 
Benauwdheid kan ontstaan door een uitwendige oorzaak, zoals bedelving (vaak onder zand), verward raken in een slaapzak of tuigje ect. Bij uitwendige oorzaken volstaat het meestal om de belemmeringen zo snel mogelijk weg te halen. Een huisarts kan eventuele schade aan hals en/of nek beoordelen.
Bel 112 bij stoornissen in de ademhaling en/of het bewustzijn.

Slide 34 - Slide

Inwendige luchtwegbelemmering
 Benauwdheid kan ook ontstaan doordat het slachtoffer zich verslikt in voedsel of in een voorwerp. Bij verslikken stel je eerst vast of het slachtoffer wel of niet duidelijk hoorbaar (effectief) hoest.
Door braken kan het voorwerp ook losraken.
 Kijk ook altijd of je zichtbare voorwerpen voorin in de mond kunt verwijderen als het slachtoffer dat niet zelf kan. Duw eventueel het hoofd achterover en open de mond van het slachtoffer door met je duim en wijsvinger zijn kin vast te pakken en de onderkaak naar beneden te brengen. 
Doe geen poging een voorwerp te verwijderen als het niet (goed) zichtbaar is. 
Niet-Effectief hoesten: Wat doe je?
Laat 112 bellen. Als je alleen bent, bel je 112 na de buik-/borststoten. Geef 5 rugslagen.
Heeft dit geen effect? Geef maximaal 5 buikstoten of 5 borststoten bij vergevorderde zwangerschap of obesitas. 
 Blijf de 5 rugslagen en de 5 buik-/ borststoten afwisselen totdat de belemmering is opgeheven of totdat het slachtoffer het bewustzijn verliest.

Slide 35 - Slide

Rugslagen en buikstoten
Wissel 5 rugslagen en 5 buikstoten met elkaar af als het voorwerp nog niet is losgekomen. Probeer met elke beweging het voorwerp los te krijgen.
Stop direct als de luchtwegbelemmering is opgeheven. 

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Video

Uitwendige luchtwegbelemmeringen moet je zo snel mogelijk weghalen.
Wat leidt niet tot uitwendige luchtwegbelemmering?
A
Een in een roltrap vastzittende sjaal
B
Een plastic zak over het hoofd
C
Een knoopcelbatterij in de keel
D
Een touwtje om de nek

Slide 38 - Quiz

Actief bloedverlies
 Bij hevig bloedverlies geef je direct druk op de wond.
Bij matig bloedverlies besteed je eerst aandacht aan het bewustzijn en de ademhaling. 
Terwijl daar bij levensbedreigend bloedverlies geen tijd voor is, besteed je bij andere actieve bloedingen aandacht aan goede wondzorg. Dit betekent zo nodig schoonspoelen en steriel verband op de wond leggen.

Slide 39 - Slide

Shock
 Veel bloedverlies kan leiden tot shock. Dit is een levensbedreigende toestand waarbij de bloeddruk van het slachtoffer te laag is. De lichaamscellen krijgen dan te weinig zuurstof en lopen daardoor schade op. Voor het behandelen van een shock is altijd de behandeling van een zorgprofessional nodig. Jouw handelingen als eerstehulpverlener zijn erop gericht te voorkomen dat een shock verergert.
Dit doe je door ervoor te zorgen dat het slachtoffer zich niet inspant. Ook zorg je dat uitwendige bloedingen gestopt worden. Inwendige bloedingen, bijvoorbeeld door een fietsstuur in de buik, kunnen alleen in het ziekenhuis worden gestopt.
In het begin kan shock erg veel lijken op flauwte. Maar als het slachtoffer wordt neergelegd, komt hij bij een flauwte al binnen een minuut weer bij. Bij shock zal zijn toestand alleen maar verslechteren.
Een shock kan direct na een ongeval optreden, maar ook enige uren daarna.

Slide 40 - Slide

Wat doe je bij een shock?
Wat doe je?
- Laat 112 bellen. Als je alleen bent, bel je zelf 112.
 - Help het slachtoffer om te gaan liggen. Hij moet zich daarbij niet inspannen.
Laat hem bij voorkeur op zijn rug liggen, maar als hij dat prettiger vindt mag hij ook op de zij liggen (vaak met opgetrokken knieën).
- Laat een zwanger slachtoffer niet plat op de rug liggen bij shock. Leg haar bij voorkeur op de linkerzij.
-  Bescherm het slachtoffer met dekens tegen afkoelen. Voorkom dat hij rilt.
- Rillen kost veel energie. Al zijn energie is nodig voor de zuurstofvoorziening van hart, longen en hersenen.
 - Warm het slachtoffer niet actief op.
Geef hem bijvoorbeeld geen kruik. Uitwendige warmte kan de doorbloeding van de huid weer op gang brengen waardoor er minder bloed beschikbaar is voor hart, longen en hersenen. 
 - Laat het slachtoffer niet drinken of eten.
Bij shock blijft het vocht langer in de maag door verminderde werking van het spijsverteringskanaal. Hierdoor kan het slachtoffer gaan braken.

Slide 41 - Slide

Levensbedreigend bloedverlies
 Bij levensbedreigend bloedverlies spuit of stroomt bloed uit de wond. Bloed verzamelt zich in een plas op de grond en/of doordrenkt kleding of gazen. Het slachtoffer raakt snel verward of bewusteloos (shock).
Bel 112.
Druk de wond zo goed mogelijk dicht. Druk bij voorkeur met 2 handen en een stuk textiel of verband en maak daarbij gebruik van je lichaamsgewicht.
Gebruik elk ander hulpmiddel op de wond als je geen handschoenen of verbandmateriaal hebt (handdoek, theedoek, kleding, plastic zak of desnoods je blote hand).
 Breng daarna verband aan op of in de plaats van het levensbedreigend bloedverlies (opstoppen van de wond). Gebruik hiervoor zo nodig een (schone) doek/kledingstuk.

Slide 42 - Slide

EHBO bij een huidwond
- Kleine schaafwond spoelen met schoon lauw water en aan de lucht op laten drogen, niks erop.
 
- Op een grote schaafwond  geen pleister, gebruik een steriel kompres of een snelverband

Slide 43 - Slide

Wonden
 Zodra de huid beschadigd is, komen er ziektekiemen in de wond. Wonden zijn dus altijd besmet. Het lichaam reageert op deze besmetting met normale ontstekingsreacties: pijn, roodheid en zwelling. Deze reacties bevorderen de genezing van de wond. Meestal nemen ontstekingsreacties binnen 24 uur af.
Infectie als gevolg van een besmetting kan worden beperkt door de wond schoon te spoelen en steriel af te dekken.
Bij kleine wonden zie je vaak bloed, vocht (bij open blaar) of de onderliggende huid met bloed (bij een schaafwond). Ook kan er iets uit de huid steken, zoals een splinter.
Grote wonden moeten binnen 6 uur door een arts behandeld worden. Daarna kan een wond vaak niet meer netjes worden gesloten.
Wat doe je?
Bel 112 bij: veel bloedverlies, het slachtoffer kan in shock raken Shock, uitpuilende organen, een diepe (steek/kogel)wond in hoofd, hals, borst en/of buik, wonden bij botbreuken en ontwrichtingen, ernstige brandwonden
Bel de huisarts of spoedpost van de huisartsen bij: grote (schaaf)wonden, zichtbare botten, spieren of ander onderhuidse weefsels, grote blaren, diepe wonden, vastzittende voorwerpen, vuile wonden, zoals bijtwonden van mens en dier, bijtwonden in gezicht of handen, niet schoon te krijgen wonden, wonden die blijven bloeden, niet genezende wonden.

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Video

Wat doe je als het niet veilig is voor jezelf om hulp te verlenen?
A
Je vraagt een omstander om te helpen
B
Je belt 112 en houdt verder afstand.
C
Je gaat toch helpen, ook al word je dan zelf slachtoffer.
D
Je gaat naar huis.

Slide 46 - Quiz

ICE regel
In het boek staat de ICE regel, maar inmiddels zijn er onderzoeken die ook uitwijzen dat koelen niet nuttig is. Lees het allebei door en zorg dat je een mening kan geven over dit onderwerp.
Hierbij een artikel die aangeeft dat koelen niet nuttig is:
https://www.runnersworld.com/nl/gezondheid/blessures/a61083475/hardlopen-blessure-koelen-voordelen-nadelen/ 
Hierbij de andere kant van de informatie:
Koelen: Vermindert bloedstroom en er treedt minder vocht en bloed uit, zodat de zwelling beperkt blijft. Het koelen moet tussen de 10-20 minuten duren. 
- Immoboliseren: Beperk de beweging van het geblesseerde lichaamsdeel om verdere schade te voorkomen. Gebruik bijvoorbeeld een spalk, brace, of steun.
Zorg dat het geblesseerde gebied in een comfortabele en stabiele positie blijft.
- Compressie: Vervolgens geef je druk op het getroffen lichaamsdeel. Dit doe je bijvoorbeeld door een zwachtel aan te leggen. Dit geeft een remmende werking op de zwelling en zorgt voor stevigheid.
Elevatie: Het getroffen lichaamsdeel leg je omhoog, zodat het hoger ligt dan het hart. Als je het getroffen lichaamsdeel boven het hart houdt, dan stroomt het bloed veel minder makkelijk naar de blessure toe en voorkom je dat er vocht ophoopt. 

Slide 47 - Slide

Blessures aan het bewegingsapparaat
Lees bladzijde 74 tot en met 82 van het boek Be Sports Minded door. Hier staan allerlei blessures beschreven. 

Slide 48 - Slide

Inhoud EHBO koffer

Slide 49 - Slide

Wat doe je als je een slachtoffer ziet liggen en je hebt al op gevaar gelet.

Slide 50 - Open question

Benoem de 5 basisstappen van EHBO.

Slide 51 - Open question

Vervoeren/verplaatsen. Hoe en waarom?

Slide 52 - Mind map

Wanneer ga je reanimeren?

Slide 53 - Mind map

Wanneer een waarom een stabiele zijligging?

Slide 54 - Mind map