Week 41 Nederlands 2 G

Nederlands 2 G week 41
1 / 46
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 46 slides, with text slides.

Items in this lesson

Nederlands 2 G week 41

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Afspraken in de les

Algemene afspraken m.b.t. corona!


  • Je hebt je spullen op orde. Je hebt bij je: Kern (Nederlands lesboek), een schrift, een leesboek, een agenda en pen/papier.
  • Spullen niet op orde: BV op Magister. Dit geldt ook voor je agenda!
  • Huiswerk niet op orde: HV op magister (ook als je huiswerk voor een deel af is).
  • Mobiele telefoons/tablets niet toegestaan in de les, tenzij de docent het aangeeft.
  • Twee keer waarschuwen moet voldoende zijn! Zo niet, na de les bij de docent melden en dan maken we een afspraak hoe het in het vervolg beter kan in de les.

Slide 3 - Slide

Maar eerst...
 even ontspannen met een goed boek!

Slide 4 - Slide

Week 41  10 oktober t/m 17 oktober 2022
  • Weektaak 41: dinsdag 18 oktober af.
  • Lezen van boeken en lezen in de les
  • Afronden  spelling: samenstellingen en verder.
  •  ukjtr=> code LessonUp
  • Spoken word:  11/10 en 1/11
  • Bespreken leesvaardigheid: als alle proefwerken zijn ingehaald.

Slide 5 - Slide

Weektaak 41 

Spelling
  1. Lees de uitleg op bladzijde 116 - leestekens 2
  2. Maak opdracht 5 en 6 op bladzijde 117
  3. Lees de uitleg op bladzijde 172 - incongruentie
  4. Maak opdracht 6 en 9 op bladzijde 172 en 173

Slide 6 - Slide




19 oktober: so spelling
Hoofdstuk
12, 13
27, 28
42 (blz. 172)

Slide 7 - Slide

PTD rapportperiode 1 













Herhaling taalverzorging (spelling totaal)

45 min

(1x)

NEE

104

SO

Boekentoets (2 boeken)

45 min

VK

NEE


Nr.
Toets-vorm
Leerstof/  Leerdoel
Tijd
Weging
Her-
kans
101
PW
Lezen + woordenschat en theorie lezen
45 min
3/afgerond
Nee
102
SO
Taalverzorging spelling)
45 min
1
Nee
104
SO
Boekentoets (2 boeken)
45 min
1
Nee

Slide 8 - Slide

Leerdoelen
Deze week:
  • leer je wanneer je een hoofdletters en leestekens moet gebruiken.
  • leer je over stijlfouten.
  • leer je over grammaticale kronkels.

Slide 9 - Slide

Boekenlijst 2 G
  • Dit schooljaar 4 boeken
  • Niveau => zie lijst. 2/3 (boek 1 en 2). Niveau 3 (boek 3 en 4). 12 t/m 15 jaar. Lezenvoordelijst.nl
  • Wil je een ander boek lezen, overleg met je docent Nederlands.








Boek 2





Boek 3





Boek 4






Slide 10 - Slide

Herhaling vorige week
Gisteren hebben we het proefwerk leesvaardigheid gemaakt. Leesvaardigheid voor rapport 1 is nu klaar. De focus ligt nu op spelling en na de vakantie gaan we door met theorie fictie en het lezen van boeken.

Slide 11 - Slide

Uitleg theorie
Op de volgende dia's wordt de lesstof van deze week behandeld.

Slide 12 - Slide

28. Hoofdletters en leestekens (p. 114)

Slide 13 - Slide

28. Hoofdletters en leestekens (p. 114)

Slide 14 - Slide

28. Hoofdletters en leestekens (p. 114)

Slide 15 - Slide

28. Hoofdletters en leestekens (p. 114)

Slide 16 - Slide

28. Hoofdletters en leestekens (p. 114)

Slide 17 - Slide

28. Hoofdletters en leestekens (p. 114)

Slide 18 - Slide

28. Hoofdletters en leestekens (p. 114)

Slide 19 - Slide

42. Stijlfouten (p. 170)

Slide 20 - Slide

42. Stijlfouten (p. 170)

Slide 21 - Slide

42. Stijlfouten (p. 170)

Slide 22 - Slide

42. Stijlfouten (p. 170)

Slide 23 - Slide

42. Stijlfouten (p. 170)

Slide 24 - Slide

42. Stijlfouten (p. 170)

Slide 25 - Slide

Evaluatie
  • Wat was het lesdoel en heb je voor jezelf het gevoel dat je lesdoel is behaald?

  • leer je wanneer je een hoofdletters en leestekens moet gebruiken.
  • leer je over stijlfouten.
  • leer je over grammaticale kronkels.

Slide 26 - Slide

Nakijken huiswerk
Week 40

Slide 27 - Slide

Weektaak 40 

Spelling
  1. Lees de uitleg op bladzijde 56 - samenstellingen
  2. Maak opdracht 6 t/m 9 op bladzijde 57
  3. Lees de uitleg op bladzijde 110 - werkwoordspelling
  4. Maak opdracht 1 t/m 3 op bladzijde 110/111
  5. Lees de uitleg op bladzijde 112 - voltooid deelwoord
  6. Maak opdracht 7 en 8 op bladzijde 113
  7. Lees de uitleg op bladzijde 114 - hoofdletters en leestekens
  8. Maak opdracht 1 t/m 3 op bladzijde 115


Slide 28 - Slide

Opdracht 6 en 7 bladzijde 57
bel/sms bundel: bel-/smsbundel
EU land: EU-land
4G snelheid: 4G-snelheid

7 a een, vijf, 2017, 75-plussers, 12- tot 16-jarigen, tien
 b 163-karaats, 14, elf, een.

Slide 29 - Slide

Opdracht 8 bladzijde 57
De klinkers o en a botsen met i omdat ze samen een andere klank vormen. ‘Oi’ en ‘ai’ kun je samen uitspreken, maar dat is niet de bedoeling bij deze woorden. Er wordt daarom een koppelteken toegevoegd om de juiste uitspraak van de woorden gemakkelijker leesbaar te maken.

Slide 30 - Slide

Opdracht 9 bladzijde 57
a astma-aanval
 b tweepersoonsbed
 c niet-rokencoupé
 d politie-uniform
 e lastminuteaanbieding
 f 3D-printen
 g ski-jack
  

Slide 31 - Slide

Opdracht 9 bladzijde 57
h Belgisch-Limburgs
 i kinder-t-shirt
 j top 40-nummer

Slide 32 - Slide

Opdracht 1 bladzijde 110
 a heeft, wil
 b gebeurt, haalt
 c toetst, herstelt
 d krijgt, waarschuwen
 e kleedt, besteed
 f wis, onthoudt

Slide 33 - Slide

Opdracht 2 bladzijde 111
a krabde, afzette
 b leefde, vreesde
 c begreep, legden, lagen
 d verwachtte, zou
 e vermeldden, was
 f is, wist, werd

Slide 34 - Slide

Opdracht 3 bladzijde 111
Het verschil tussen sterke en onregelmatige werkwoorden is dat bij het sterke werkwoord alleen de klank verandert in de verleden tijd. Bij het onregelmatige werkwoord verandert er meer dan alleen de klank. Bij onregelmatige werkwoorden veranderen er ook dingen in de tegenwoordige tijd.
  Bijvoorbeeld:
  Sterke werkwoorden: kiezen – koos – gekozen ; brengen – bracht – gebracht.
  Onregelmatige werkwoorden: hebben of zijn.

Slide 35 - Slide

Opdracht 7 bladzijde 113
a gehuurd
 b ingeleverd
 c teruggeplant
 d opgehaald
e herplant
f aangesterkt
g verhuurd
h weggegooid

Slide 36 - Slide

Opdracht 8 bladzijde 113
a gedeletet, geschied
 b mountainbiketen, swipend, sightseeënd
 c ingepland, verteld
 d geluncht, bekokstoofd
 e passte, verwoestend, uithaalde
 f nietsvermoedend, gephotobombd

Slide 37 - Slide

Opdracht 1 bladzijde 115
a goed
 b Stille Oceaan
 c goed
 d goed  e Hollywood
f Boekenweekgeschenk
g Tweede Kamer
h Noorderlicht
i Vereniging Natuurmonumenten
j mevr. C. de Haan

Slide 38 - Slide

Opdracht 2 bladzijde 115
a Stichting HALT en het Openbaar Ministerie (OM) zijn een proef gestart.
 b Jonge hackers die een HALT-straf opgelegd krijgen, kunnen aan het werk worden gezet bij een computerbedrijf.
 c De stichting en het OM hebben een eerste proef gedaan in samenwerking met drie noordelijke computerbedrijven.
 d De pilot wordt Yoda genoemd, naar het personage uit Star Wars.
 e Volgens het OM Noord-Nederland krijgt de pilot een vervolg in de rest van het land, schrijft RTV Drenthe.

Slide 39 - Slide

Opdracht 3 bladzijde 115
Je schrijft ‘stichting’ met een hoofdletter wanneer het onderdeel is van de naam van de stichting, zoals Stichting HALT. Je schrijft het zonder hoofdletter als je het over stichtingen in het algemeen hebt. Bijvoorbeeld: ‘Stichting HALT is een stichting die jeugdcriminaliteit bestraft en voorkomt.’

Slide 40 - Slide

RTTI
R = Reproductie
Vragen op reproductieniveau zijn vragen waarbij de leerling zelf niets wezenlijks toe hoeft te voegen aan datgene wat hij geleerd heeft. Met deze vragen kan inzichtelijk gemaakt worden of de leerling de geleerde stof kan reproduceren. Denk bijvoorbeeld aan het kunnen reproduceren van warenkennis, gereedschapskennis, een stappenplan of de werking van apparatuur.

Slide 41 - Slide

1 = Toepassingsgericht 1
Bij vragen en opdrachten op het niveau van toepassing 1 moet een leerling dat wat hij geleerd heeft kunnen toepassen in situaties die hij al geoefend heeft of in situaties die daar sterk op lijken. Op deze manier kan gekeken worden of de leerling de aangeleerde kennis – dat wil zeggen begrippen en stappenplannen – in deze situaties goed kan toepassen.

Slide 42 - Slide

T2 = Toepassingsgericht 2
Vragen op het niveau van toepassing 2 gaan een stapje verder dan vragen op het niveau van toepassing 1. De leerling moet op dit niveau in nieuwe situaties of contexten zelf kunnen bepalen welke (onderdelen van) stappenplannen of methodes hij moet gebruiken. Hij moet combinaties maken en verbanden leggen.

Slide 43 - Slide

I = Inzicht
De leerling krijgt geen methode, context of situatie aangeboden, maar alleen een vraagstuk. Hij moet zelf bepalen hoe hij het gaat aanpakken. De leerling heeft alleen de leerstof tot zijn beschikking om de vraag op te lossen. Hij laat zien dat hij vanuit verschillende, ook nieuwe, perspectieven kan denken.

Slide 44 - Slide

Woorden van deze week
Maak zinnen met de volgende woorden, waaruit de betekenis van het woord blijkt.
Reconstructie
Fataal
Evolutie
Alert
Gewaarwording

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide