Les 3 - V3 - presentaciones y practicar con tener que

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Preparación para la clase de español

portátil + código

cuaderno

reader

bolígrafo

1 minuto

Clase de español - V3

Objetivo

¿Qué tienes que llevar a la playa?

la pelota

el chiringuito

 el flotador

tabla de surf

crema solar

La clase anterior

Habla con tu compañero

Over welke grammatica onderdelen hebben jullie een presentatie gekregen?

Leg deze grammatica uit aan elkaar (om de beurt een onderdeel uitleggen)

Los deberes

Repasar el vocabulario

De les wordt gedeeld en jullie overhoren elkaar met de spinner. 

Geen readers erbij. Eerst overhoren van SP-NL. Om en om

Daarna van NL-SP

Presentaciones de la gramática

Presentatie over grammatica voorbereiden in deze les - 15 minuten

Ook in deze les presenteren (afspraken maken wie doet wat)

Met een powerpoint

Inhoud presentatie:

hoe maak / hoe vorm je die grammatica (ook eventueel onregelmatig)

Hoe of waarvoor gebruik je dit grammatica thema

Invuloefening met als thema ''playa''

Leerlingen maken aantekeningen in schrift

Presentaciones de la gramática

El presente irregular grupo 1 (met klinkerwisseling): Aaron, Liam & Johan

El presente irregular grupo 2 (onregelmatige ik-vorm):  Jacob, Hidde, JAcob, Ramiro

El presente irregular grupo 3 (helemaal onregelmatig): .Olivier, Viggo & Lou

Ser, hay o estar: Mo & Izzy

Ir a + infinitivo: Sooki, Margarita & Isabel

El perfecto: Florien & Jasmijn, Lara & Medina

Gustar: Sam, Stan & thomas

Tener que + infinitivo: Bibi & Roxy, Elinor & Livia

Las últimas presentaciones

Presentaciones de la gramática

Presentatie over grammatica voorbereiden in deze les - 15 minuten

Ook in deze les presenteren (afspraken maken wie doet wat)

Met een powerpoint

Inhoud presentatie:

hoe maak / hoe vorm je die grammatica (ook eventueel onregelmatig)

Hoe of waarvoor gebruik je dit grammatica thema

Invuloefening met als thema ''playa''

Leerlingen maken aantekeningen in schrift

Presentaciones de la gramática

El presente irregular grupo 1 (met klinkerwisseling): Zoë, Ana Nika, Zita

El presente irregular grupo 2 (onregelmatige ik-vorm):  Mark, Morris, Orlando

El presente irregular grupo 3 (helemaal onregelmatig): .Sophie x2 & Vivienne

Ser, hay o estar: Las 3 Jotas

Ir a + infinitivo: Chayan, Finn, Philipe & Luis

El perfecto: Elin, Sara

Gustar: Cato, Stella, Evy & Isabelle

Tener que + infinitivo: Maren, Gaelle & Anne

Waar staat deze grammatica?

Zoek in je reader waar je de uitleg van deze grammatica kan vinden.

Bespreek met je klasgenoot welke onderdelen je nog niet goed beheerst en waar je tijd aan moet besteden.

Schrijf deze onderdelen op de kaft van je reader.

¿Qué quieres hacer en la playa?

Trabaja en dúos

Vertel elkaar wat je wilt doen op het strand.

Gebruik je reader voor vocabulaire en grammatica

Maak daar 6 Spaanse zinnen van

¿Qué quieres hacer en la playa?

1 - Ik wil op vakantie gaan.
2 - Hij wil veel ijsjes eten.
3 - Wij willen voetballen op het strand.
4 - De meisjes willen zonnen.

Traduce

Traduce las frases al holandés

Corregir ejercicio 1

1. salgo - sale
2. voy - va
3. vengo - viene
4. tengo - tiene
5. quiero - quiere
6. empiezo - empieza
7. pongo - pone 

8. puedo - puede

9. digo - dices

10. doy - da

Corregir ejercicio 2

1. duermo

2. tenemos

3. jugamos

4. voy

5. puedes

6. puedo

7. hago

8. tienen

9. queréis

10. sé - está

Corregir ejercicio 6

1. le gusta

2. le gusta

3. me gustan

4. me gusta

5. os gusta

6. nos gusta

7. te gustan

8. les gusta

Corregir ejercicio 7

1. vamos a comer

2. va a viajar

3. vais a visitar

4. voy a estudiar

5. vamos a jugar al fútbol

6. voy a quedar

7. van a comprar

8. va a ver

Corregir ejercicio 8

1. quiere aprender

2. quieren comer

3. quiero ir

4. quieren viajar

5. quieren jugar al hockey

6. quiere dormir tarde

7. no quiere escuchar más

8. quiere decir

9. quiero comprar en las rebajas

10. ¿Quieres tomar algo en una terraza?

Objetivo de la clase

Vertellen wat je moet meenemen naar het strand

"moeten" en español
¿Cómo funciona?

Tu mejor amigo quiere ir a la playa contigo, pero tú no quieres.
Escribe 4 excusas, porque no puedes ir.
Usa: tener que + infinitivo

¿Qué necesitas en la playa?

Je gaat naar het strand met je vrienden en je vertelt wat jullie allemaal moeten meenemen. Jullie verdelen de taken, dus schrijf op wat iedereen moet meenemen, inclusief jij zelf.

Maak 6 zinnen en zet die op de volgende slide in lessonup

¿Qué necesitas en la playa?

Voy a la playa y tengo que llevar ...

En grupos de 4

Nos levantamos y jugamos con el vocabulario del reader

Ik kan uitleggen hoe je het werkwoord ''moeten'' gebruikt in het Spaans

😒🙁😐🙂😃

Los deberes para la próxima semana

Estudiar súper bien

vocabulario la playa S-N y N-S

los verbos irregulares del presente (grupos 1, 2 y 3)

Hacer

ejercicios del reader: 1, 2, 6, 7, 8, 11 y 12

ejercicios del reader: 20A y 20B