Taal blok 8 week 1 les 1; Geld en winkelen

Wat ga je leren?
Je leert welke woorden er allemaal bij winkelen horen en wat deze woorden betekenen.
1 / 19
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Wat ga je leren?
Je leert welke woorden er allemaal bij winkelen horen en wat deze woorden betekenen.

Slide 1 - Slide

winkelen

Slide 2 - Mind map

ja
nee
afrekenen
bestellen
bezorgen
de advertentie
de goederen
de klant
de verkoper
het bedrag

Slide 3 - Drag question


wat zie je op het plaatje?
A
het bankbiljet
B
het geldstuk
C
betalen
D
wisselen

Slide 4 - Quiz


Wat zie je op het plaatje?
A
bestellen
B
bezorgen
C
de verkoper
D
de klant

Slide 5 - Quiz

Welk woord past het best bij het plaatje?
A
de goederen
B
bestellen
C
de klant
D
de advertentie

Slide 6 - Quiz

Welk woord past het best bij het plaatje?
A
de klant
B
de verkoper
C
de kledingwinkel
D
de goederen

Slide 7 - Quiz


Wat zie je hiernaast op het plaatje?
A
het biljet
B
het geldstuk
C
het bedrag
D
de verkoopster

Slide 8 - Quiz

Welk woord past het best bij het plaatje?
A
het geldstuk
B
betalen
C
het bankbiljet
D
de beurs

Slide 9 - Quiz

Welk woord past het best bij het plaatje?
A
de verkoper
B
de klant
C
betalen
D
de verkoopster

Slide 10 - Quiz

Wat is een bankbiljet?

Slide 11 - Open question

Wanneer moet je afrekenen?

Slide 12 - Open question

Als je iets bestelt dan komen ze het bij jou thuis ........

Slide 13 - Open question

Wat is een advertentie?

Slide 14 - Open question

Waarmee kun je afrekenen in de winkel?

Slide 15 - Open question

Als ik in de winkel iets ga kopen dan ben ik een ......

Slide 16 - Open question

de mevrouw of meneer achter de kassa is de ..........

Slide 17 - Open question


Wat heb je geleerd?

Slide 18 - Open question

Lesdoel:
"Je leert welke woorden er allemaal bij winkelen horen en je leert wat deze woorden betekenen."

Behaald?
A
Ja, ik heb nieuwe woorden geleerd
B
nee, ik ken de nieuwe woorden nog niet
C
ja, ik kende alle woorden al

Slide 19 - Quiz