Grammatica, ZD verwijzen

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Grammatica, verwijzen

3 havo

Doel

📖 Doel: Je leert de juiste verwijswoorden gebruiken.

⏳ Tijdsduur: twee lesblokjes (25 min)

Verwijswoorden deel 1

Verwijswoorden: Verwijzen terug naar één of meer woorden die eerder genoemd zijn. 

Het antecedent

Welk verwijswoord?

Het-woorden

Onzijdig

• landen, provincies, steden, clubs (en apps).

TikTok met al zijn filmpjes.

Snapchat met zijn snapstreaks. 

De-woorden

Mannelijk of vrouwelijk

-> Woordenboek!

Uitzondering, vrouwelijke woorden met uitgangen:

Verwijzen

verwijzen naar het onderwerp

• ze of zij

Verwijzing is een lijdend voorwerp

• hen

Verwijzing is een meewerkend voorwerp

• hun

Verwijzen

verwijzen naar het onderwerp:

• ze of zij

Verwijzing is een lijdend voorwerp: 

• hen

Verwijzing is een meewerkend voorwerp: 

• hun

Ik heb hun verzekerd dat ik hen op tijd kom ophalen.

Verwijzen met een voorzetsel

dieren en/of dingen

Daar/waar + voorzetsel

Mensen

Voorzetsel + wie

Damian roept 2 leerlingen op, waarvan drie van 3H

of

Damian roept 2 leerlingen op, van wie die van 3H

Goed of fout?
Insta met al haar foto's

1. Goed
2. Fout

Deze en die verwijzen naar het-woorden

1. Waar
2. Niet waar

Goed of fout?
Deze tafel is van hout gemaakt.

1. Goed
2. Fout

Goed of fout?
Enschede en zijn textielverleden

1. Goed
2. Fout

Goed of fout
FC Twente en haar rode kleur

1. Goed
2. Fout

Goed of fout?
De leerling die goede voldoendes haalt.

1. Goed
2. Fout

Aan de slag

Cursus 5 Grammatica

par. 5 ZD verwijzen

 

Geel: Ik kan zelfstandig aan het werk.

Groen: Ik kan zelfstandig aan het werk, maar heb bij sommige onderdelen hulp nodig van mijn klasgenoten en/of docent. 

Oranje: Ik wil samen met mijn klasgenoten en docent aan het werk.