Werkwoordspelling snelcursus 4 kader

1 / 42
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2-4

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Tegenwoordige tijd
Werkwoorden in de tegenwoordige tijd (tt), schrijf je altijd met een -t, als je een t-klank hoort.

Stap 1: staat het werkwoord in de tt?
Stap 2: Ja: gebruik dan een -t


Slide 3 - Slide

Voorbeeld:
De jongen loopt naar school.
Vandaag gebeurt er iets leuks.
Anna heeft prachtige ogen.
Mijn oma bestelt altijd appeltaart met slagroom.

Het zijn allemaal werkwoorden in de tt, dus ze eindigen met een -t. Er is echter één uitzondering op deze regel.

Slide 4 - Slide

De uitzondering:
Werkwoorden waarvan de infinitief (het hele werkwoord in de tt)eindigt op -den.

In dit geval kan het werkwoord einigen op -d of -dt.

Maar hoe weet je dit? Je zou het volgende trucje kunnen gebruiken...

Slide 5 - Slide

Truc:
Vul in plaats van het werkwoord dat je moet invullen, het woord "smurfen" of "lopen" in.

Kijk maar eens hoe dit werkt:

Slide 6 - Slide

"smurfen"
Ik vind dat een slim meisje.
Ik smurf dat een slim meisje.

Hij wordt volgende week 16 jaar.
Hij smurft volgende week 16 jaar.

Wat gebeurt hier?

Slide 7 - Slide

"Smurfen"
Het vliegtuig landt 45 minuten eerder.
Het vliegtuig smurft 45 minuten eerder.

Die wond bloedt wel heel erg.
Die wond smurft wel heel erg.

Vind jij dat een leuke serie?
Smurf jij dat een leuke serie?

Slide 8 - Slide

Noem eens een manier om de persoonsvorm(en) in een zin te vinden.

Slide 9 - Open question

Persoonsvorm
Er bestaan twee verschillende persoonsvormen. Je moet beide vormen kunnen benoemen.

De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd (pvtt)
De persoonsvorm in de verleden tijd (pvvt)

Slide 10 - Slide

PVTT en PVVT
Dat is (pvtt) een leuke jongen
Volgende week ga (pvtt) ik op vakantie
De leerling leert (pvtt) de hele avond.

Hij volgde (pvvt) jou toch op Instagram?
Het meisje gaf (pvvt) haar vriendin een cadeautje.
Hij gaf (pvvt) haar een zoen.

Slide 11 - Slide

Voltooid en onvoltooid deelwoord
Niet alle werkwoorden zijn natuurlijk persoonsvormen.

Je kunt ook te maken hebben met een voltooid deelwoord (vd) of een onvoltooid deelwoord (od).

Slide 12 - Slide

Voltooid deelwoord
Dit is een vorm van het werkwoord om aan te geven dat iets voltooid (klaar/af) is. Op de basisschool heb je waarschijnlijk geleerd dat deze werkwoordsvorm vaak begint met ge-, be- en ver-.

Kijk maar eens naar de volgende voorbeelden:

Slide 13 - Slide

Voorbeelden VD:
Ik heb gelachen.
Wij hebben een mooi feestje gevierd.
Nadal heeft de wedstrijd gewonnen.
Die professor heeft dat goed bedacht.
Mijn moeder is haar trouwring verloren.


Slide 14 - Slide

Onvoltooid deelwoord
Dit is een vorm van het werkwoord om aan te geven dat het nog gaande (bezig) is. Het is onvoltooid.

een OD is een infinitief + d(e)

Kijk maar eens naar de volgende voorbeelden:

Slide 15 - Slide

Voorbeelden OD:

De jongen kwam huilend thuis.
Al lachend fietste ik naar school.
Mijn opa ging lopend naar de supermarkt.

Slide 16 - Slide

Werkwoorden in de vt

Je weet nu hoe je werkwoorden in de tt spelt. Maar hoe zit dit met werkwoorden in de vt? Hiervoor zijn er meerdere manieren.


1. Maak het werkwoord langer: het is gebeurd- want 'gebeurde'

2. Gebruik het 't ex-kofschip/'t sexy fokschaap/xtc koffieshop

Slide 17 - Slide

Werkwoorden in de vt

De gebruiksaanwijzing (kies het woord dat je het makkelijkst kunt onthouden):

-'T ex-kofschip
-'T sexy fokschaap

-xTc koffieshop

Slide 18 - Slide

Gebruiksaanwijzing 'T ex-kofschip

Stap 1: Kijk naar de infinitief (het hele ww)

Stap 2: Haal -en van de infinitief af
Stap 3: Kijk naar de letter waar het ww nu mee eindigt

Stap 4: Staat deze letter in 'T ex-kofschip?

Stap 5: Ja: dan eindigt het ww in de vt op een -t
                Nee: dan eindigt het ww in de vt op een -d

Slide 19 - Slide

Voorbeeld:


Stap 1: lachen                               Stap 1: verven
Stap 2: lach                                    Stap 2: verv
Stap 3: h                                          Stap 3: v
Stap 4: ja                                         Stap 4: nee
Stap 5: lachte                               Stap 5: verfde/geverfd

Slide 20 - Slide

Let op :

Als de stam van een zwak werkwoord in de tt eindigt op een -t of een -d, dan komt er in de vt nog een extra -t of -d bij. Kijk maar eens:


pest-pestte-pestten              bloed-bloedde-bloedden

praat-praatte-praatten         land-landde-landden

vlucht-vluchtte-vluchtten   antwoord-antwoordde-antwoordden




Slide 21 - Slide

Misschien is het van belang dat je iets aan je werkhouding verander......
A
veranderd
B
verandert
C
veranderdt
D
veranderde

Slide 22 - Quiz

Wat is er verander..... aan je werkhouding sinds gisteren?
A
veranderd
B
verandert
C
veranderde
D
veranderdt

Slide 23 - Quiz

Hoe pak je dit soort vragen aan?

Slide 24 - Mind map

Slide 25 - Slide

wat is hier fout en waarom?

Slide 26 - Open question

Wie heeft de vraag eerlijk beantwoor....over je leeftijd?
A
beantwoord
B
beantwoort
C
beantwoordt
D
beantwoorde

Slide 27 - Quiz

Hij verwach..... dat hij geslaagd was toen e hem belden.
A
verwacht
B
verwachte
C
verwachtte
D
verwachd

Slide 28 - Quiz

De verwach...e resultaten bleven helaas uit.
A
verwachte
B
verwachtte
C
verwacht
D
verwachten

Slide 29 - Quiz

Deze regel gel.... voor een ieder die zich ermee bemoeit.

leg je antwoord ook uit!

Slide 30 - Open question

heb je enig idee wat dit voor me beteken... heeft?

Leg je antwoord ook uit.

Slide 31 - Open question

Je beteken... alles voor me, als je dit voor me doet.
A
betekend
B
betekende
C
betekent
D
betekendt

Slide 32 - Quiz

De gemel....e fouten hebben geen consequenties voor het werk.
A
gemeldde
B
gemelde
C
gemeld

Slide 33 - Quiz

Hij zegt dat hij er ingeluis.... is door een vriend van hem.
A
ingeluisd
B
ingeluist
C
ingeluisdt

Slide 34 - Quiz

Hij was al misselijk toen hij zich ziek mel....

Leg je antwoord ook uit.

Slide 35 - Open question

Ik hoop daarom dat u mijn brief spoedig beantwoor....

Leg je antwoord uit!

Slide 36 - Open question

Hoe heb je de antwoorden zo verander..., dat ze kloppen?
A
verandert
B
veranderd
C
veranderdt
D
veranderde

Slide 37 - Quiz

Eigenlijk is het wel vreemd dat u mij altijd van alles verbie......
A
verbied
B
verbiedde
C
verbiedt
D
verbood

Slide 38 - Quiz

De gere....e drenkeling kon na lange tijd op de kant gehesen worden.
A
geredde
B
gerede
C
geredte
D
gered

Slide 39 - Quiz

Je haas...... je je gisteren teveel zodat je de bal verspeelde.

met uitleg aub.

Slide 40 - Open question

Wie vertel.... er dadelijk een leuke grap?
A
vertelt
B
verteld
C
vertelde
D
verteldt

Slide 41 - Quiz

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 42 - Open question