De loop van de Rijn

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Welkom

Pak een 2e scherm erbij (of gebruik splitscreen) en open LessonUp alvast, zodat je straks de vragen kunt beantwoorden. 

De antwoorden op de vragen kun je alleen zien via de stream, dus zorg dat je die ook kunt zien.

We beginnen om 11.20, ondertussen een mooi muzikaal intermezzo.

Welkom

Programma: 

Korte terugblik paragraaf 2

Doelen van de les

Het stroomgebied van de Rijn (§3)

Vragen?

Vorige week

De Rijn bij Schaffhausen, hoe ontstaan?

1 grens hard en zacht gesteente 

2 zacht gesteente slijt weg door kracht water

3 hard gesteente blijft liggen

4 overhangende rots waar water afstort

Opdracht 7a

Hoe blijkt uit figuur 3.26 dat de rivier in de bovenloop vooral een gletsjerrivier is?

In de bovenloop is de rivier vrij smal en bevat weinig water. Verhoudingsgewijs is de invloed van de neerslag erg klein.

Lesdoelen

Het stroomstelsel van de Rijn omschrijven en er kenmerken bij noemen.

Begrippen over rivieren kennen en kunnen gebruiken.

Verval en verhang

Verval: Hoogteverschil tussen twee plaatsen aan een rivier.

Verhang: Het verval per kilometer

Spijk (12m) en Hoek van Holland (0m) liggen 150 km van elkaar. Het verval is dan:

1. 150 meter.
2. 150 km.
3. 12 meter.
4. 120 km.

Spijk (12m) en Hoek van Holland (0m) liggen 150 km van elkaar. Bereken het verhang. Vul in: *antwoord* m per km.

Nederland ligt in de delta van de Rijn -> gevaar voor overstromingen, maar ook vlak en vruchtbaar dus dichtbevolkt.

Regiem = schommelingen in de hoeveelheid afgevoerd water door een rivier.

Waar vindt erosie plaats en waar sedimentatie?

1. Erosie in de bovenloop, sedimentatie in de benedenloop
2. Sedimentatie in de bovenloop, erosie in de benedenloop
3. Sedimentatie in de benedenloop, erosie in de middenloop en sedimentatie in de bovenloop
4. Erosie in de benedenloop, erosie in de middenloop en sedimentatie in de bovenloop

De bovenloop van de Rijn

In de bovenloop -> hoge stroomsnelheid -> veel erosie -> V-dalen -> watervallen

Door de hoge stroomsnelheid in de bovenloop kan hier veel hydro-elektriciteit opgewekt worden.

De Middenrijn

Tussen Bingen en Bonn -> middenloop van de Rijn -> gebergte -> gevolgen: dieper water, smaller dal, veel afbuigingen

-Handelsroute in de middeleeuwen -> veel steden en kastelen

-‘Romantische Rijn’ -> veel toerisme en werelderfgoed 

De benedenloop van de Rijn 1/2

In de benedenloop na Bonn -> lage stroomsnelheid -> meanders -> splitsingen Rijn in Waal, Neder-Rijn en IJssel

Dicht bij monding -> weinig hoogteverschil -> klein verval en verhang -> veel sedimentatie -> rivierbedding raakt verstopt -> delta

Meanders

Toenemende verstening leidt tot meer overstromingen.

Minder infiltratie betekent steeds sneller en meer water in de Rijn.

De tijd tussen vallen neerslag en stijging waterpeil is korter -> meer kans op overstromingen. 

De benedenloop van de Rijn 2/2

Nederland ligt in de delta van de Rijn -> gevaar voor overstromingen, maar ook vlak en vruchtbaar dus dichtbevolkt.

Regiem = schommelingen in de hoeveelheid afgevoerd water door een rivier.

Delta nu ingepolderd/ bedijkt, vroeger vrij spel voor de elementen

Overstromingen van de Rijn

Toenemende verstening leidt tot meer overstromingen.

Minder infiltratie betekent steeds sneller en meer water in de Rijn.

De tijd tussen vallen neerslag en stijging waterpeil is korter -> meer kans op overstromingen. 

De bovenloop van de Rijn ligt onder andere in...............  en in ...................

De middenloop van de Rijn ligt in ......................... daar gaat de Rijn al ......................

De benedenloop van de Rijn ligt in het ...................... van 

..................... Daar gaat de Rijn zich .....................    en mondt uit als ..................

Antwoorden: 

vertakken

Zwitserland 

Nederland

Duitsland 

laagland 

meanderen

de Alpen

Delta

Sleep het juiste begrip naar de juiste afbeelding

Waterscheiding

Stroomgebied van de Rijn

Bovenloop

Stroomstelsel

Stroomgebied van de Maas

Lesdoelen

Het stroomstelsel van de Rijn omschrijven en er kenmerken bij noemen.

Begrippen over rivieren kennen en kunnen gebruiken.

Tijd voor vragen!

Tot slot: vandaag moet paragraaf 2 af zijn, volgende week paragraaf 3.