wk 39 20212022 1Q

timer
5:00
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

timer
5:00

Slide 1 - Slide

Terugblik
Fictie:
  • Je weet wat een leesautobiografie is en hebt er zelf een gemaakt.

Slide 2 - Slide

Fictie
  • Je weet dat een verhaal onder te verdelen is bij 1 of meerdere genres
  • Je weet waar je een hoofd- en bijfiguur aan kunt herkennen.
  • Je weet de tijd van het verhaal te bepalen
  • Je weet wat de vertelde tijd.
  • Je weet welke technieken er zijn om een verhaal spannend te maken

Slide 3 - Slide

opdracht genres
Probeer de symbolen aan de juiste genres te koppelen. Welk duo heeft als eerste alles gekoppeld? 
timer
5:00

Slide 4 - Slide

Hoofdpersoon en bijfiguur
Hoofdpersoon

  • Hier weet je het meest van
  • Je beleeft een groot deel van het verhaal vanuit deze persoon
  • Heeft een probleem of opdracht als doel
Bijfiguur

  • Kom je minder over te weten
  • Kan een helper en/of tegenstander zijn
Beschrijf 1 hoofdpersoon en 1 bijfiguur uit jouw boek.

Slide 5 - Slide

Tijd in verhalen
Om de tijd in een verhaal te achterhalen kijk je naar de volgende punten:

  • jaartal
  • historische figuren
  • historische gebeurtenissen
  • gewoontes, voorwerpen, kleding en eten
  • omgeving 

Slide 6 - Slide

Oefening tijd in verhalen (deel 1)
Schrijf de eerste regels van het verhaal waarin duidelijk het jaartal wordt genoemd waarin het verhaal speelt en over welk historische figuur het verhaal gaat. 

Slide 7 - Slide

Oefening tijd in verhalen (deel 2)
Je leest het verhaal van de ander en gaat verder. 

In de volgende regels beschrijf je welke belangrijke gebeurtenis  (kenmerkend voor die tijd) vandaag staat te wachten.

 

Slide 8 - Slide

Oefening tijd in verhalen (deel 3)
Je leest het verhaal van de ander en gaat verder. 

Nu je weet welke gebeurtenis die dag staat te wachten, schrijf je verder. Beschrijf in welke omgeving (passend bij die tijd) deze gebeurtenis plaatsvindt en kies voorwerpen, gewoontes, kleding of eten die in de tijd passen. 

Slide 9 - Slide

Spanning blok 4 fictie
Er zijn 6 manieren om spanning in een verhaal aan te brengen:
  1. gevaarlijke omgeving
  2. gevaarlijke situatie
  3. onverwachte wending
  4. cliffhanger
  5. vermoeden
  6. uitstel

Welke voorbeelden ken jij? 

Slide 10 - Slide

Spanning

Welke vormen van spanning ben je tegengekomen in het fragment uit het boek 'Zes seconden' dat eerder deze les werd voorgelezen? 

Slide 11 - Slide

Spelling
  • Je weet welke onderdelen extra aandacht nodig hebben: pv tt /     pv vt / vdw / inf
  • Je weet het verschil tussen de stam en de ik-vorm

Slide 12 - Slide

Basis ww-spelling
  • Download de app 'socrative student'
  • Classroom: 360028
  • Pak een schrift voor je en noteer de nummers die je fout hebt.
  • Na afloop krijg je een strookje papier. Omcirkel de nummers die je fout hebt. 
  • Met welke onderdelen moet je nog even goed oefenen?

Slide 13 - Slide

Stam en ik-vorm
stam: hele werkwoord -en        rennen --> renn
                                                               gapen --> gap

ik -vorm:                                            (ik) ren
                                                               (ik) gaap

Let op: de stam kan toevallig hetzelfde zijn als de ik-vorm: 
(ik) fiets                           (stam) fiets

Slide 14 - Slide

Noteer de stam van 'spelen'

Slide 15 - Open question

Noteer de stam van 'galoperen'

Slide 16 - Open question

Noteer de ik-vorm van 'haken'

Slide 17 - Open question

Noteer de ik-vorm van 'winkelen'

Slide 18 - Open question

Opdrachten maken
Luister indien nodig naar de uitleg

Blz. 27 opdr 6

blz. 28 opdr 9 (vanaf zin 6)

blz. 29 opdr 11
Luister naar de uitleg

aantekening dia 20 t/m 22 in schrift noteren.

blz. 27 opdr 5 (t/m nr 6)

blz. 28 opdr 9 (t/m zin 5)

Slide 19 - Slide

Uitleg pv tt
Regel: werken

Hij (beantwoorden) de mail morgen.
De gemeente (verbreden) de weg komend kalenderjaar.
Mijn buurmeisje van 14 (worden) nog steeds naar school gebracht.
(Verantwoorden) jij je straks tegenover de rector? 

Slide 20 - Slide

Regel vdw
Regel: langer maken of 't x kofschip

De hond heeft de hele dag (beven).
Met contant geld betalen wordt niet meer over (accepteren). 
Dit bedrijf is afgelopen jaar (verbouwen). 

staat vaak achteraan de zin

begint vaak met ge/ver/be

Er staat altijd een vorm van worden, hebben of zijn in de zin.

Slide 21 - Slide

Regel pv vt
Regel: langer maken of 't x kofschip

De hond (beven) de hele dag toen hij was geopereerd.
Het (onweren) gisteren de hele dag. 
De agent (beboeten) zojuist de brommer voor te hard rijden.

Slide 22 - Slide

Afsluiting 1 vwo
Huiswerk volgende les:

Leesboek meenemen

Blauw: vanaf Blz. 27 opdr 6, opdr 9 (vanaf zin 6) en opdr 11
Geel: vanaf blz. 27 opdr 5 (t/m nr 6) en opdr 9 (t/m zin 5)

Slide 23 - Slide