Grammatica les 5: Lijdende en bedrijvende vorm

C5§11 Bedrijvende en lijdende vorm
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

C5§11 Bedrijvende en lijdende vorm

Slide 1 - Slide

Herhaling
  • Spreekwoord: wijze levensles (bijv. "Stille waters hebben diepe gronden.")
  • Gezegde: vaste uitdrukking, meestal niet letterlijk te nemen (bijv. "De kat uit de boom kijken.")
  • Uitdrukking: vaste combinatie van woorden met een specifieke betekenis (bijv. "De hand ophouden.")
  • Collocatie: gebruikelijke woordencombinatie, niet vastgebonden (bijv. "snelle sport" i.p.v. "snel sport").

Slide 2 - Slide

Collocatie (ofwel: vaste combinatie):
op de spits ...
A
prikken
B
drijven

Slide 3 - Quiz

Wat is de ontbrekende collocatie in de zin 'Een appeltje voor de...?
A
dorst krijgen
B
dorst lessen
C
dorst hebben
D
dorst houden

Slide 4 - Quiz

Waar hoort onderstaande beschrijving bij:

Aantal uitdrukkingen over één onderwerp
A
Thematische uitdrukkingen
B
Spreekwoord
C
Collocatie
D
Uitdrukking

Slide 5 - Quiz

Leerdoelen
1. Je kunt onderscheid maken tussen de bedrijvende en de lijdende vorm.

2. Je kunt zinnen met een lijdende vorm herschrijven in de bedrijvende vorm en omgekeerd.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Link

Waarom lijdende en bedrijvende vorm?
Schrijven in de lijdende vorm is soms netter.


Schrijven in de bedrijvende vorm kost je minder woorden en je zorgt voor duidelijkheid.

Slide 8 - Slide

Lijdende en bedrijvende vorm (= kennis voor toets) Noteren!!
Bedrijvende vorm: Het onderwerp van de zin is actief (voert de handeling uit).
Voorbeeld: Flemming heeft een nieuwe single geschreven.
De lijdende vorm: Het onderwerp van de zin is passief (ondergaat de handeling).
Voorbeeld: Een nieuwe single is door Flemming geschreven

Als de zin verandert van bedrijvende naar lijdende vorm gebeurt er dit:
1. Het lijdend voorwerp wordt het onderwerp.
2. Het onderwerp wordt een bijwoordelijke bepaling die met door begint (Door-bepaling).
3. Bij het werkwoordelijk gezegde wordt het hulpwerkwoord worden of zijn toegevoegd.
Worden: Persoonsvorm tegenwoordige tijd en verleden tijd
Zijn: Hebben als pv en een voltooid deelwoord aan het einde van de zin.

Slide 9 - Slide

Let op!
Een zin kan geen door-bepaling hebben. Hoe kan je dan herkennen of de zin lijdend is of bedrijvend?
Kijk naar de zin: Zit er een vorm van worden of zijn in? Dan is je zin lijdend.
Voorbeeld: De auto van mijn broer wordt gemaakt.

Slide 10 - Slide

Omzetten van lijdende vorm naar bedrijvende vorm Noteer!!
1. Maak van de door-bepaling het onderwerp. Let op: Laat 'door' weg.
2. Laat de persoonsvorm weg en maak van het voltooid deelwoord de persoonsvorm. Let op: De vorm van de persoonsvorm bepaalt de tijd van het voltooid deelwoord.
3. Maak van het onderwerp het lijdend voorwerp.

Slide 11 - Slide

Voorbeeld
De jongeren worden geappt door hun pa en ma over boodschappen bijvoorbeeld.
1. Hun pa en ma
2. appen
3. Hun pa en ma appen de jongeren over boodschappen bijvoorbeeld.

Slide 12 - Slide

Staat de volgende zin in de lijdende of bedrijvende vorm?
Bas moest de jas naar de stomerij brengen.
A
Bedrijvende vorm
B
Lijdende vorm

Slide 13 - Quiz

Maak de zin van lijdende vorm naar bedrijvende vorm: De kaarten zijn door mijn moeder geschud.
Tip: Doe dit zo kort mogelijk..

Slide 14 - Open question

Aan de slag
Maken opdracht 1 t/m 5
Opdracht 5 stuur je voor het einde van de les per mail naar mij ter controle voor een cijfer!! 
Klaar? Kijk na en verbeter

Slide 15 - Slide